Pepijn en het gevaarlijke winkelkarretje

Dogboek > Pepijn en het gevaarlijke winkelkarretje

Het is 2 uur ’s middags. De teckelmeneren en ik zijn op de terugweg van onze middagwandeling. Het is koud, maar het zonnetje schijnt dus we hebben een extra grote ronde gelopen. Pepijn kwispelt blij naar alle mensen die ons passeren en houdt zijn neus nieuwsgierig omhoog in de wind. Zelfs Karel heeft schik en loopt met twinkelende oogjes en een vrolijk kwispelend staartje naast me.


Ineens staat Pepijn stokstijf stil. “Kom Pep”, zeg ik vrolijk en ik zet een stap vooruit. Helaas, er is geen beweging in te krijgen. Hij laat zich plat op de stoep vallen en begint met een benauwd gezicht een wanhopig gejank en gegrom ten gehore te brengen dat het midden houdt tussen het gekrijs van een strijdlustige kat en het geloei van een gefrustreerde koe. Zijn ogen zijn strak vooruit gericht. Ik probeer te ontdekken wat hem zo de stuipen op het lijf jaagt en kijk ook recht voor me uit. Voor ons ligt de stoep waar we over lopen. Daar achter ligt de straat die we zo over moeten steken en weer daar achter het laatste veldje op onze route. Ik zie niets geks. 


Links van de stoep bevindt zich een fietspad, een groenstrook en daarnaast een drukke weg. Ik zie weer niets geks. Ik probeer van alles te bedenken waarvan ik weet dat hij daar al eerder door uit zijn stekker is gegaan, maar ik zie geen katten, geen plastic zakken of graspollen met rare vormen, geen lege blikjes, geen nieuw aangeplante bomen, geen langs de kant gezette kapotte fiets en ook geen enkele verloren wieldop. Nou, dat mag eigenlijk ook wel in de krant. 


Aan de rechterkant van de stoep staan dichtbegroeide struiken om de stoep te scheiden van de tuin rondom het voormalig kerkgebouwtje. Ik kijk achter de struiken, maar daar zie ik ook niets. Mijn ogen volgen de struiken tot aan het einde van de stoep en dan zie ik dat ongeveer halverwege iemand een boodschappenwagentje tussen de struiken verstopt heeft. Ik kijk nog eens naar Pepijn en jawel… nu zie ik dat zijn ogen strak gericht zijn op het wagentje. Die mag daar niet zijn van Pepijn. Dat ding hóórt daar niet.  Zijn gegrom klinkt steeds kwader, maar het volume blijft laag want stel je eens voor dat dat ding je hoort…  Wat daar precies de consequenties van zouden zijn weet hij geloof ik nog niet zo zeker, maar het zal zeker niet best zijn. Dat is maar al te goed van zijn snoetje af te lezen.


Pepijn hangt zwaar in de lijn, maar ik probeer hem desondanks toch mee te slepen want ik weet dat er maar één manier is om hem te kalmeren: ik moet mezelf verschrikkelijk voor schut zetten en dat winkelkarretje aaien en vriendelijk toespreken. Ik hoor zijn nageltjes over te stoeptegels schrapen. Hij wilt écht niet mee. Ik doe een stap richting hem om hem dan maar op te pakken, maar hij benut snel die ruimte om zelf ook half in de struiken te kruipen. Ondertussen heeft Karel besloten dat hij het getrut zat is en is hij al zuchtend en kreunend languit in de breedte op de stoep gaan liggen. Pff… nou, daar sta ik dan. Fijn weer! Takketokkies. Ik heb dat winkelkarretje helemaal niet nodig om voor aap te staan. Dat lukt zo ook prima.


Iedereen die langs loopt lacht me vriendelijk toe en stapt met een grote stap over of met een grote boog om Karel heen. Hij kan het op zijn beurt niet laten om iedere keer zijn stronteigenwijze bakkes weg te draaien als iemand wat leuks tegen hem zegt en een geïrriteerd gejank te laten horen. “Oh, is hij een beetje chagrijnig?” vraagt een dame op leeftijd die ik wel vaker tegen kom tijdens het wandelen. “Ja, zoiets”, zeg ik een beetje gelaten. Ik neem niet de moeite om uit te leggen dat hij het gewoon niet kan laten om zich als een eersteklas idioot te gedragen als Pepijn, die inmiddels een poging doet om zichzelf op te hangen aan de stevige takken van de struiken, eens dreigt de aandacht op zich te vestigen. Hij heeft natuurlijk wel een naam hoog te houden.

Een jongen loopt ons voorbij. Hij kijkt nog eens achterom om te bekijken wat voor situatie hij nou net precies gepasseerd is. Hij ziet de paniekogen van Pepijn uit de struiken richting het wagentje kijken. Hij lacht en geeft een flinke klap op het wagentje zodra hij die passeert. “Oh fijn… Wát een goed idee…”, mompel ik met mijn gezicht op onweer zodra ik een, voor zo’n klein hondje belachelijk harde, ruk aan de lijn voel en mijn evenwicht verlies. Voor ik het weet lig ik ook in de struiken. “EN BEDANKT HE!”, schreeuw ik met mijn hoofd tussen de takken, maar de jongen is al veel te ver weg om het nog te kunnen horen.


Ik probeer op te staan, maar mijn jas zit ergens aan de takken vast waardoor ik gedwongen word om te blijven liggen. Het duurt even, maar na een paar minuten ben ik los, sta ik recht overeind en heb ik geen blaadjes meer in mijn mond. Karel ligt nog in exact dezelfde houding op de stoep. Hij heeft alleen zijn kop weggedraaid, want blijkbaar vond hij de situatie te gênant voor woorden. Nou ja, dan denken we daar in ieder geval hetzelfde over. Pepijn zie ik niet meer. Ik zie enkel dat de lijn op ongeveer dertig centimeter hoogte de struiken in verdwijnt, maar van die kleine draak is helemaal niets te bekennen. Ik voel wel weerstand aan het einde van de lijn en de lijn staat ook strak dus ik ga er voor het gemak maar wel even vanuit dat hij er nog ergens aan vastzit. “Pepijn!”, roep ik in de hoop dat hij dan weer dezelfde weg terug neemt en we gewoon onze weg kunnen vervolgen. Helaas, ik was iets te optimistisch. Pepijn komt wel direct weer met verwilderde ogen de struiken doorvliegen, maar níét op de plek waar de lijn de struiken in ging. Uhm juist… nu zitten we dus pas echt in de knoop.


Ik ga op mijn hurken bij de struiken zitten. De lus van Karels lijn doe ik om mijn enkel zodat ik beide handen vrij heb om de lijn van Pepijn tussen de wirwar van takken uit te halen. Ik pak Pepijn bij zijn halsband, laat zijn lijn los en probeer deze door de struiken heen te trekken. Dat gaat helemaal volgens plan totdat het handvat blijft hangen. Precies op een plek waar ik nét niet bij kan natuurlijk. Ik slaak een zucht en probeer te bedenken hoe ik dit nu weer ga oplossen wanneer ik ineens een pijnscheut door mijn rechterbeen voel trekken. Ik kan me nog net aan de struiken vastgrijpen om te voorkomen dat ik onderuit getrokken wordt door Karel die hysterisch op en neer staat te stuiteren omdat hij een kindje op een driewieler met haar opa aan ziet komen én nog  steeds aan mijn enkel vastzit. Ik grijp met beide handen naar het handvat om mijn enkel en laat daarbij de halsband van Pepijn los. Hij zit immers toch hartstikke vast. 


Pepijn heeft inmiddels ook het kindje in zijn vizier gekregen en benut het kleine beetje bewegingsvrijheid die de struiken hem geven ook om zo leip mogelijk op en neer te springen. Ik heb Karels lijn van mijn enkel af weten te halen en wil me bukken om Pepijn weer even voor de zekerheid bij zijn halsband vast te pakken als ik ineens “KRAK” hoor en Pepijn losschiet uit de struiken. In gedachten zie ik al hoe hij hartstikke plat gereden wordt, maar  hij vliegt met een noodgang vooruit op het kindje af. Deze zet het op een gillen wat gelukkig al snel over gaat in gegiechel als ze bedolven wordt onder de hondenkusjes. Ik ren samen met een jodelende Karel naar Pepijn en het kindje. “Jáááá, nog één! Opa, kijk nog één!”, roept het meisje dat nu twee keer zoveel kusjes krijgt. Ik kalmeer de heren een beetje en terwijl ze doorlopen zegt de opa van het meisje: “Leuk hoor, twee van die beessies. Dan maak je wel wat mee denk ik zo!” “Nou… zeg dat wel”,  zeg ik een beduusd en nog natrillend van de schrik.


Ik kijk naar beneden naar mijn twee heren. Karel kijkt terug met een jolige blik alsof hij wilt vragen wat voor leuks we nu weer gaan doen.  Pepijn kijkt met grote doppen opzij. Ik volg zijn blik en zie dan waar we naast staan: het winkelwagentje. Hij doet zijn bek open om te janken, grommen of iets daar tussenin, maar bedenkt zich dan toch. Hij kijkt mij vertwijfeld aan alvorens een vastberaden blik in zijn ogen te krijgen. Hij loopt met een zo breed mogelijke borst op het wagentje af, draait zichzelf in een goede positie, tilt zijn poot zo hoog op dat het bijna lijkt alsof hij in de handstand staat en pist met een zucht over één van de wieltjes heen. Zó! Ook dat weer opgelost…  


Pepijn loopt terug naar Karel en gaat schouder aan schouder staan met zijn broer. Ik sta nog even de blaadjes en takjes van mijn jas af te kloppen en ervoor te zorgen dat ik de lijnen goed in mijn hand heb. Gezamenlijk werpen ze een blik achterom alsof ze willen zeggen:” Zeg, gaan we nou nog? Al dat getreuzel…” Ik maak een gebaar alsof ik ze afschiet en al kwispelend zetten ze er beide de sokken in. Op naar huis!

Door honden page profiel L, K & PL, K & P op 21 mei om 16:04



whahhahah ik heb me suf gelachen wat een prachtig verhaal.

 

Laat een reactie achter

Om een reactie achter te laten moet je eerst even inloggen!

 

^