Hoi mensen,
ik heb een magere hond van bijna 1 jaar. het is een reu en is 63 cm hoog en weegt slechts 22,5 kg. het is een jachthond, weet zo niet welk soort, een duitse geloof ik
Hij vreet per dag ruim 450 gram farmfood, dat is heel erg veel volgens mij, hij is wel heel actief, ontwormt is hij ook !
wat zijn gezonde dikmakertjes, zodat hij toch wat extra vlees op zijn botjes krijgt ?
als hij wat ouder wordt (hoe oud ?) gaat hij dan wat minder eten ? groeit hij nu nog ?
ik heb veel vragen, hopelijk nu de antwoorden nog
dank jullie !
Dit komt doordat het onderwerp niet meer recent is en in het hondenforum archief terecht ik gekomen.
Als je over "magere hond" wilt praten in het hondenforum dan kun je het beste een nieuw onderwerp aanmaken
Ik denk dat je hond best wel wat meer te eten kan krijgen. Hij is nog in de groei.Volgens mij is je hond echt te mager.
Wij hebben een witte herder reu van net anderhalf jaar.Hij is 68 cm. en weegt 40 kg.
Hij krijgt 's morgens een bekertje brokken, tussendoor een kippenpoot of ander bot, en dan 's middags een pond vers vlees en nog is hij heel smal, je kunt zijn ribben voelen , maar niet zien. Je moet niet vergeten , de honden zijn heel actief dus gebruiken ze ook veel.
Misschien kun je ook wat versvlees aan hem geven, zoals, smuldier, carnibest, rodi.
Andere tussendoortjes, rodiworst, hondensnoepjes, botjes, fruit.
Maar er zijn hier verschillende mensen op het forum die kunnen je daar meer over vertellen.
Groetjes Annelies
Ja ik zit dit te denken, en vraag me toch een ding af, heb je je voordat je de hond nam, wel in het ras verdiept.
Weet niet of je hem uit asiel hebt gehaald of als pup. maar beetje vaag verhaal.
ten eerste weet je niet wat voor ras het is,alleen dat het een jachthond is. bedoel je een duitse staander ?
zijn verschillende de langhaar de korthaar.
De Duitse Staande Korthaar
Er zijn verschillende theorieen over de herkomt van de Duitse Staande Korthaar. Een theorie is dat de Duitse Brakachtige hond de stamvader van dit ras zou zijn. Dan is er nog de theorie dat de Korthaar afstamt van de Alans, dogachtige honden uit de tijd van het romeinse rijk. Vast staat dat Duitsland het land van oorsprong is. Dr. Kleeman verdedigde zijn opvatting dat de oorsprong van de Korthaar de Spaanse Pointer was, later gekruist met de Hound. In de jaren '20 kwam het ras in Duitsland weer tot volledige bloei.
In 1897 werd het eerste stamboek van het "Deutsch Kurzhaar Verband" uitgegeven, waarin de eerste rasstandaard van de Korthaar werd beschreven. Schofthoogte: reuen 62-66 cm, teven 58-63 cm.
Kenmerken
De Duitse Staande Korthaar is een adelijke verschijning, die snelheid, kracht en uithoudingsvermogen uitstraalt, heeft uitstekende jachtkwaliteiten en beschikt over een grote veelzijdigheid. Het is een intelligente hond met een behoorlijk inschattingsvermogen. Ook is het een hond met een sterk karakter en ontplooit vrij veel initiatief, maar kan uitstekend voldoen als gezelschapshond, mits men rekening houdt met zijn karakter en zijn behoeft aan beweging en energie.
Jachteigenschappen
De Korthaar is een allround jachthond, die prachtig werk kan laten zien, zowel voor als na het schot. Het is een ruim jagende hond en kan op een indrukwekkende manier wild aantrekken, vastzetten en voorstaan. Als apporteur is hij zeer betrouwbaar, ook als het gaat om ziek geschoten wild, zowel bij de jacht op klein als waterwild. Door zijn bouw en snelheid is hij uitermate geschikt voor de vlakjacht. Net zo gemakkelijk kan hij als zweethond worden ingezet.
Kortom, de Korthaar is een energieke, onvermoeibare, zorgvuldige en stijlvolle jager en een betrouwbaar apporteur. Hij getuigt dan ook van een groot jachtverstand en is een echte vriend en jachtkameraad.
RASSTANDAARD
DUITSE STAANDE KORTHAAR
FCI-Standard Nr. 119 / 29.11.2000 / D
Oorsprong : Duitsland
Publicatiedatum van de ‘GÜLTIGEN ORIGINALSTANDARDES’: 25-10-2000
Vertaling: Nederlandse Vereniging “De Duitse Staande Korthaar”, maart 2004
Gebruik : Veelzijdig inzetbare gebruikshond voor de jacht.
Klassificatie FCI : Groep 7
Sektie 1.1: Continentale (Voor) Staande Hond
Type: Braque
(Mit Arbeitsprüfung)
Beknopte historie:
De historie van de Duitse Korthaar begint met honden, die bij de jacht met een net op veerwild, vooral in de Middellandse Zee landen, en bij de valkenjacht werden ingezet. Via Frankrijk, Spanje en Vlaanderen kwam de voorstaande hond bij de Duitse Vorstenhoven.
De belangrijkste eigenschap van deze hond was het vermogen om voor te staan. Nog meer werd een voorstaande hond vereist nadat het eerste dubbelloopsgeweer voorhanden was (1750). Voor de hond werd ‘ Vluchtend wild in de vlucht’ (Flugwild im Fluge) neergeschoten. Dat was de opening voor de overgangsperiode van een zuivere voorstaande hond tot een veelzijdige gebruikshond voor de jacht. Als beslissende basis voor de opbouw en de ontwikkeling van de fokkerij verschijnt sinds 1897 het “Zuchtbuch Deutsch-Kurzhaar”( Fokboek Duits Korthaar). Het was Prins Albrecht zu Solms-Braunfeld die raskenmerken, beoordelingregels van de lichaamsvorm en tenslotte ook eenvoudige keuringsregels voor jachthonden opstelde. Tegenwoordig doorloopt de Duitse Korthaar een zeef van een uiterst bijgeschaafd fok- en keuringsreglement. In de rasstandaard is vastgelegd hoe de gesteldheid van de veelzijdige gebruikshond voor de jacht moet zijn. Dat maakt hem geschikt aan alle eisen van het bedrijven van de jacht tot op hoge leeftijd te voldoen.
Algemeen beeld:
Edele, harmonische hond, waarvan de lichaamsbouw instaat voor kracht, uithoudingsvermogen en snelheid. Eerlijke houding, vloeiende belijning, droge hoofd, goed gedragen staart, strakke, glanzende huid en ruim uitgrijpende harmonische bewegingen onderstrepen zijn adel.
Belangrijke verhoudingen:
De lengte van de romp moet de hoogte van de schoft een beetje overtreffen.
Gedrag / karakter (aard):
Vast, evenwichtig, betrouwbaar, ingetoomd temperament, noch zenuwachtig, schuw of agressief.
Hoofd:
Droog, markant, niet te licht noch te zwaar; in sterkte en lengte in overeenstemming met de lichaamsvorm en geslacht.
Bovenkant van het hoofd:
Schedel: voldoende breed, vlak gewelfde schedel, zwak uitkomende achterhoofdsknobbel, niet te diepe plooi in het voorhoofd, duidelijk gevormde wenkbrauwbogen.
Stop: slechts matig gevormd.
Aangezichtschedel:
Zachte deel van de neus: (Nasenschwamm) iets vooruitspringend, neusgaten voldoende wijd open, breed en beweeglijk. In beginsel bruin, bij zwarte honden of bij zwartschimmel echter zwart. Slechts bij een witte grondkleur is een vleeskleurige of een gevlekte neus toegestaan.
Vang: lang, breed, diep en krachtig, om de hond het op de juiste manier dragen van het wild te vergemakkelijken. De neusrug toont, van opzij gezien een lichte welving die in alle overgangen voorkomt, van een edel gevormde ramsneus tot een geringe verhoging over de rechte lijn, hetgeen bij reuen sterker tot uitdrukking komt. De eveneens nog toegestane geheel rechte neusruglijn is minder aansprekend, een doorgebogen (holronde) neusrug is een zware fout.
Lippen: aanliggend, niet te sterk overhangend, goed met pigment. De lippen vallen van de neus tot het scheidingspunt bijna loodrecht naar beneden, gaan dan in een vlakke boog naar de matig tot uitdrukking komende mondhoek.
Kaak / tanden: krachtige kaak met een volmaakt, regelmatig en compleet schaargebit, waarbij de bovenste rij snijtanden zonder tussenruimte over de onderste moeten grijpen en de tanden moeten ongeveer loodrecht in de kaak staan; met 42 gezonde tanden overeenkomstig de tandenformule.
Wang: krachtig, goed bespierd.
Ogen: van gemiddelde grootte, noch uitpuilend noch diepliggend. De ideale kleur is donkerbruin. De oogleden goed aanliggend.
Oren: middelmatig lang, hoog en breed aangezet, glad en zonder draaiing dicht aan het hoofd afhangend, onderaan stomp afgerond. Noch te vlezig noch te fijn. De oren moeten, naar voren gelegd, ongeveer tot de mondhoek reiken.
Hals:
Lengte in harmonie met het totaalbeeld en wordt naar de romp toe geleidelijk steeds breder. Nek zeer gespierd en licht gewelfd. Strak aanliggende keelhuid.
Lichaam:
Bovenbelijning: recht en licht afhellend.
Schoft: duidelijk.
Rug: Vast, goed bespierd. De doornuitsteeksels moeten door het spierstelsel bedekt zijn.
Lenden: kort, breed, gespierd, recht of licht gewelfd. Overgang van rug naar lenden gespannen en goed gesloten.
Kruis: breed en lang genoeg, niet kort afvallend en naar de staart toe slechts licht aflopend, goed bespierd.
Borst: meer diep dan breed met goed ontwikkelde voorborst en zo ver mogelijk naar achter reikend borstbeen. Borstbeen en ellebooggewricht moeten op gelijke hoogte liggen. Ribben goed gewelfd, niet vlak noch tonvormig. Ribben achter goed naar beneden reikend.
Onderbelijning en buik: in een elegante boog licht opgetrokken naar achter verlopend, droog.
Staart:
Hoog aangezet, in de aanzet krachtig, vervolgens geleidelijk dunner wordend, middellang. Voor het gebruik bij de jacht ongeveer tot de helft ingekort. In rust naar beneden hangend, in beweging horizontaal en niet te hoog boven de rugbelijning of sterk gekromd gedragen. (In landen waarvan de wetgever een coupeerverbod voor de staart heeft uitgevaardigd, kan de staart op natuurlijke zo wijze blijven. De niet gecoupeerde staart moet tot het enkelgewricht reiken en recht tot licht sabelvormig worden gedragen.
Ledematen:
Voorhand:
Algemeen: van voren gezien recht en parallel; van de zijkant gezien goed onder het lichaam staande loop.
Schouders: scheef en naar achteren vlak aanliggend schouderblad. Krachtige, droge bespiering. Goede hoekingen tussen schouderblad en bovenarm.
Bovenarm: zo lang mogelijk, goed en droog bespierd.
Elleboog: aanliggend tegen het lichaam, echter niet er tegen aangedrukt, noch naar buiten noch naar binnen gedraaid, ver naar achter geplaatst. Goede hoekingen tussen bovenarm en onderarm.
Onderarm: recht, voldoende bespierd, Krachtige, niet grove beenderen.
Voorvoetwortelgewricht: krachtig.
Voormiddelvoet: minimale hoeking van onderarm en voormiddelvoet, nooit steil staand.
Voorvoeten: rond tot lepelvormig, met nauw tegen elkaar liggend, voldoende gewelfde tenen. Krachtige teennagels. Flinke en stevige bal van de voet. Zij steunen parallel, in stand en in beweging noch naar binnen, noch naar buiten gericht.
Achterhand:
Algemeen: van achter gezien recht en parallel. Goede hoekingen. Krachtige beenderen.
Bovendijbeen: lang, breed en gespierd. Goede hoekingen tussen bekken en bovendijbeen.
Knie: krachtig, met goede hoekingen tussen bovendijbeen en onderbeen.
Onderbeen: lang, bespierd en pezig. Goede hoekingen tussen onderbeen en achtermiddelvoet.
Spronggewricht: krachtig.
Achtermiddelvoet: loodrecht staand, krachtig.
Achtervoeten: rond tot lepelvormig, met nauw tegen elkaar aanliggend, gewelfde tenen. Krachtige teennagels. Flinke en stevige bal van de voet. Zij steunen parallel, in stand en in beweging noch naar binnen, noch naar buiten gericht.
Gangwerk:
Ruim uitgrijpend, met veel stuwing (Schub) en overeenstemmende voorwaartse beweging (Vortritt), in voor- en achterhand recht en parallel, daarbij een goed opgeheven houding. Telgang is niet gewenst.
Huid: Strak aanliggend, zonder plooivorming.
Haar: kort en dicht, moet stevig en hard aanvoelen. Aan het hoofd en het behang moet het dunner en korter zijn, aan de onderkant van de staart niet opvallend langer. Het hele lichaam moet er door worden bedekt.
Kleur:
• bruin, zonder tekening.
• bruin, met geringe witte of gespikkelde tekening op de borst en benen.
• donker bruinschimmel met bruin hoofd, bruine platen of vlekjes.
De grondkleur van een op deze manier getekende hond is niet bruin met wit of wit met bruin, maar het haar toont een zo innige verwevenheid van bruin en wit, dat hieruit het voor het praktische gebruik voor de jacht zo waardevolle, onopvallende uiterlijk ontstaat.
Aan de binnenkant van de achterbenen zowel als aan de staartpunt is de schakering dikwijls lichter.
• licht bruinschimmel met bruin hoofd, bruine platen, vlekjes of zonder platen. Bij deze schakering zijn de bruine haren in mindere mate aanwezig, de witte haren overheersen.
• wit, met bruine tekening aan het hoofd, bruine platen of vlekjes.
• zwarte kleur in dezelfde nuance zoals de bruine of bruinschimmelkleur.
• gele gloed is toegestaan.
• wit gevlekte (Bles), gesnipperde en gespikkelde lippen zijn toelaatbaar
Hoogte:
Schofthoogte: reuen: 62 tot 66 cm,
teven: 58 tot 63 cm.
Fouten: Iedere afwijking van de hiervoor genoemde punten moet als fout worden beschouwd, waarvan de waardering in precieze verhouding met de graad van de afwijking moet staan.
• fouten in de bouw, fouten in het type van het geslacht,
• te korte vang,
• te veel of te weinig lip,
• ontbreken van totaal 2 tanden (P1 en M3), daarom van de in totaal 4 P1 en 2 M3 mogen slechts 2 tanden ontbreken,
• te licht oog, heldergele roofvogelogen,
• te lang, te kort, te zwaar, te smal aangezet of gedraaid behang,
• losse keelhuid,
• lichte karperrug,
• te korte kruis,
• te diepe borst,
• staart te hoog boven de rugbelijning of sterk gekromd gedragen,
• naar buiten of naar binnen gedraaide ellebogen. Tenen te dicht tegen elkaar aan of te wijd uit elkaar, te vlak op of te ver van de bodem staande. (Zeheneng oder zehenweit, bodeneng oder bodenweit).
• steile achterhand,
• lichte hoepelvorm van de benen (Faszbeinigkeit), licht koehakkig (Kuhhessigkeit) of nauwhakkig (Enghessigkeit).
Zware fouten:
• plompheid, lymfatische lichaamsbouw met grove beenderen,
• uitgesproken stop,
• vleeskleurige of gevlekte neus (behalve bij een witte grondkleur),
• spitse vang, doorgebogen (holronde) neusrug,
• tanggebit alsmede gedeeltelijke tang,
(Bij honden in de leeftijd van meer dan 4 jaar heeft een zogenaamde ouderdomstang geen invloed op de waardering, voorzover een Duitse Korthaar Club bevestigt dat op een voorgaande tentoonstelling een correct gebit is vastgesteld)
• duidelijke karperrug. Lichte ingevallen rug,
• aanzienlijk ontbrekende borstdiepte, Niet ontwikkelde voorborst. Te vlakke of tonvormige borstkorf,
• sterk naar buiten of sterk naar binnen gedraaid ellebooggewricht,
• zwak, te sterk overstrekt voorvoetwortelgewricht,
• steil staande voormiddelvoet,
• sterk koehakkig of sterk e hoepelvorm van de benen, zowel in stand als ook in beweging,
• overbouwde achterhand,
• gespreide tenen,
• vlakke poten,
• plomp gangwerk,
• afwijkingen van meer dan 2 cm. van de genoemde schofthoogten.
Uitsluitende fouten:
• grove afwijkingen van het geslachtstype,
• het ontbreken van meer als 2 van de totaal 4 P1 en 2 M3. Het ontbreken van een tand of meerdere tanden (behalve P1 en M3).
niet zichtbare tanden gelden als ontbrekende tanden, voor zover niet een Duitse Korthaar Club bevestigt, dat op een voorgaande tentoonstelling de aanwezigheid ervan is vastgesteld.
• over-en onderbeet, kruisgebit alsmede alle overgangsvormen daarvan,
• boventallige tanden, buiten de tandenrij,
• kaak- en lippenspleet,
• sterk losse oogleden, ectropion, entropion, distichiasis (dubbele wimperrij),
• sterk ingevallen rug, verkromming van de wervelkolom,
• misvormde borstkorf, bijv. << afgezette borst>>,
• wolfstenen en wolfsklauwen
• elke vorm van karakterzwakte.
N.B.: Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde teelballen vertonen, die zich volledig in de balzak bevinden
volgens de site mag je hem 17 gram per lichaamsgewicht geven en dit zou 382 gram zijn.
Hier zit jij al boven dus meer eten zou ik niet geven.
Laat je het eten ook zakken? Of mag hij meteen weer gaan rennen? Als hij meteen weer rennen mag dan verbrand hij het meteen weer.
Hoe mager vind jij mager? Zie je de ribben? Of is hij gewoon slank? De meeste honden groeien eerst pas in de hoogte en de breedte komt pas nadat ze 1 jaar, 1,5 jaar zijn.
Ik denk gewoon dat je wat geduld moet hebben.
Groetjes Esther
dit is de langhaar
Kort historisch overzicht
In de langharige jachthond is het bloed van de Vogel-, Havik-, Waterhonden en Brakken verenigd en daarmee de aanleg voor grote veelzijdigheid voorhanden. Vanaf het jaar 1879 wordt het ras zuiver gefokt en worden de wezenlijke raskenmerken vastgelegd.
In 1897 stelde Baron von Schorlemer de eerste raspunten voor de Duitse Staande Langhaar (DSL) samen en legde daarmee de basis voor de huidige raszuivere fokkerij.
Uiterlijke verschijningsvorm
Krachtig, gespierd, diepe borstkas, vloeiende belijning. Bij kleinere honden moet veel substantie geëist worden. Al te zware en daarbij trage honden zijn niet gewenst.
Belangrijke maatverhoudingen
Vang en schedel evenlang; hond achter niet overbouwd; schouder iets hoger dan het kruis.
Gedrag en karakter
Evenwichtig, rustig, ingehouden temperament, goedaardig, makkelijk te houden.
Hoofd
Aan het mooie Langhaarhoofd moet bijzondere waarde worden gehecht. Van adel getuigend, langgestrekt.
Schedel
Licht gewelfd.
Stop
Overgang van voorhoofd naar neusrug geleidelijk, niet met scherpe hoek.
Neusspiegel
Bruin, lichte schimmelvlekjes toegestaan.
Neusrug
Licht gewelfd, niet te smal.
Bovenlip
Niet te veel overhangend.
Kaken / tanden
Niet overmatig fijn. Volledig en uitstekend gebit met 42 tanden. De snijtanden boven moeten scharend over de snijtanden onder sluiten.
3142
Tandformule: ------- x 2 = 42
3143
Wangen
Geen te zware jukbeenderen.
Ogen
Kleur bruin, zo donker mogelijk. Oogleden dicht tegen de oogbol aanliggend, zonder zichtbaar bindvlies. Ogen noch te diep liggend, noch uitpuilend.
Oren (behang)
Niet te laag aangezet, licht naar voren gedraaid.
Hals
Krachtig en goed gevormd, zonder plooien in vloeiende belijning naar de borst verbredend; niet te kort.
Lichaam
Rug
Recht, stevig, niet te lang.
Lendenpartij
Zeer goed bespierd.
Kruis
Lang, matig hellend.
Borst
Voorborst aanwezig; borstkas breed en diep, minstens tot aan de ellebogen reikend.
Staart
Geen “vrolijke” staart. Hij moet gestrekt gedragen worden met het laatste éénderde deel licht opwaarts gebogen.
Ledematen
Voorhand
De opperarm, de onderarm en de middenhand dienen, bij de hond in stand en van voren gezien, bij benadering een loodrechte lijn te vormen.
Schouders
Goed aanliggend. Van opzij gezien en in rust, moeten schouderblad en opperarmbeen nagenoeg een rechte hoek vormen.
Ellebogen
Goed aanliggend.
Polsgewricht
Licht doorgebogen.
Middenhand
Niet geheel recht.
Achterhand
Van achteren gezien moeten het heupbeen, het dijbeen, het scheenbeen en de middenvoet bij benadering een loodrechte lijn vormen.
Spronggewricht
Goede hoeking is bijzonder belangrijk.
Wolfsklauwen
Moeten direct na de geboorte verwijderd worden.
Voeten
Voor en achter ruwe en stevige voetkussens.
Gangwerk
Uitgrijpende beweging met goede stuwing vanuit de achterhand.
Huid
Strak en zonder plooien het lichaam omsluitend.
Beharing
De juiste beharing is van het grootste belang: noch overvloedige haargroei, noch al te kort haar. Op de rug en aan de flanken behoort het haar van 3,5 cm. lengte goed aan te liggen. Aan de onderkant van de hals, aan de borst en aan de buik mag de beharing langer zijn.
Buik
Goed behaard.
Oren
Beharing golvend en overhangend.
Staart
Met goede vlag en tot aan de staartpunt behaard.
Achterkant voorbenen
Behaard (bevedering).
Achterkant achterbenen
Behaard (broek).
Onder het spronggewricht
Haar beduidend korter. Teveel franje is niet gewenst. Tussenruimten tussen de tenen dicht en kort behaard.
Hoofd
Haar belangrijk korter, maar in elk geval langer dan bij de Duitse Staande Korthaar. Kuifvorming op de schedel (Petruslok) is ongewenst.
Op het lichaam
Is het haar sluik, stevig, glad of licht golvend, vast aanliggend. Dicht met goede onderwol.
Haarkleur
• Eenkleurig bruin.
• Bruin met wit of schimmel aftekening (speciaal aan borst en poten).
• Donkerschimmel (met grotere of kleinere donkerbruine platen; bruin
hoofd, eventueel met bles, vlek of ster).
• Lichtschimmel (met grotere of kleinere lichtbruine platen; bruin hoofd,
eventueel met bles, vlek of ster).
• Forelschimmel (veel kleine bruine vlekken op witte ondergrond; bruin
hoofd, eventueel met bles, vlek of ster).
• Bruin-wit, ofwel zuiver bruin-wit, of met heel weinig kleine bruine
vlekken (grote bruine platen, met zadel of mantel; bruin hoofd,
eventueel met bles, vlek of ster).
• Sporadisch kan gele brand als erfenis uit oeroude
brakkenafstamming voorkomen.
Grootte en gewicht
Schouderhoogte
Ideaalmaat bij reuen 63-66 cm. (minimaal 60 cm. maximaal 70 cm.)
Ideaalmaat bij teven 60-63 cm. (minimaal 58 cm. maximaal 66 cm.).
Gewicht
Het gewicht ligt rond de 30 kg.
Fouten
Elke afwijking van de voorgenoemde punten moet als fout worden beschouwd. De waardering ervan moet in juiste verhouding staan tot de mate van de afwijking.
• Ogen: Licht haviksoog; scheve stand der ogen.
• Behang (oren): Behang dat niet aan de wangen aanligt (open oren);
lederenden.
• Gebit: Ernstige missers; onder-, bovenbeet; kruisgebit.
• Rug: Zadelrug, karperrug.
• Borst: Tonvormig, te smal.
• Staart: Krulstaart, haakstaart.
• Voorhand: Hoek tussen schouderblad en opperarmbeen te open;
middenhand te recht.
• Achterhand: Koehakkigheid, tonvormigheid.
• Voeten: Spreidvoeten; katten- of hazenvoeten.
• Beharing: Te lange baardharen, borstelige wenkbrauwen, kroeshaar.
Uitsluitende (diskwalificerende) fouten:
• Uiterlijke verschijningsvorm: Honden met gebrekkige
beenderensubstantie en onvoldoende bespiering.
• Hoofd: Honden met van het type afwijkende kopvormen.
• Ogen: Ectropion (naar buiten gedraaid ooglid);
Entropion (naar binnen gerold ooglid);
Ook gecorrigeerde ooglidfouten.
N.B.:
Reuen moeten over twee zichtbaar normaal ontwikkelde en volledig in het
scrotum ingedaalde testikels beschikken.
Nou heb ze er beide maar in gezet, deze moet 30 kilo wegen
tot zover dank !
sorry, ben niet zo in rassen thuis, dat is mijn vriend zijn afdeling.....het is een duitse staander maar hij heeft een baard, die op de foto hierboven hebben dat niet......
mijn vriend maakt zich er niet druk om, die zegt dat een magere hond gezonder is dan een dikke en dat hij vanzelf aan zal komen als hij ouder wordt.
Hij zegt ook dat als ie nog meer farmfood krijgt hij dun gaat poepen....
maar ik kan zijn laatste ribbetjes een beetje zien, vind ik zo zielig
ik denk dat jou wel genoeg binnen krijgt
maar dat het zijn bouw nou eenmaal is
ik zou me er niet druk om maken hoor
hij is actief en ziet er gezond uit neem ik aan
zolang het zo gaat is er nika aan de hand
hij ziet er zeker gezond uit hoor ! blinkt mooi, heel actief, maar zie zijn botjes een beetje, het is echt zo'n slungel haha ik zou zo graag willen dat ie er wat steviger uit zou zien, iets meer vlees aan zijn billetjes
Het is de leeftijd hoor! Mensen-pubers zijn ook vaak dun en slungelig.
Je hond moet nog "uitzwaren",
Hij is nog in de groei en vaak heb je een tijd waarin ze slungelig er uit zien, maar later komt dit meestal wel goed hoor. komt misschien nog wel wat meer spek aan.
Ja ken ze inderdaad ook met een baard.
Maar hij is nog in de groei. dus komt vast wel goed.
hij is gezond,blinkt mooi en is actief.
Liefs natascha
okee, dan hoop ik dat hij nog gaat "uitzwaren" ....
had daar niet eerder van gehoord.....
ja dat is wel zo, mensen-pubers zijn vaak ook dun en slungelig en weinig vet !
Heb zelf DSK v an verschillende gewichten en mager.Het enige wat helpt is verschillende uren na het eten verplichte rust(bench).Verder geef ik 450 gr premium bento(paarse zakken)kakken ze vast van.DSK op de verpakking is de grootvader van mijn laatste pup.Ik zie het verschil met andere merken,dit is bodybulder eten(33% eiwitten)
Dit komt doordat het onderwerp niet meer recent is en in het hondenforum archief terecht ik gekomen.
Als je over "magere hond" wilt praten in het hondenforum dan kun je het beste een nieuw onderwerp aanmaken
Zoek je iets op de HondenPage ? Vul dan hier jouw zoekwoorden in ?