ik heb een pitbull van 2 maanden maar ik wil nu al wat tips om hem te laten zien dat ik de baas ben. hoe kan ik dit het beste aanpaken hebben jullie tips en advies voor mij
thanx
Dit komt doordat het onderwerp niet meer recent is en in het hondenforum archief terecht ik gekomen.
Als je over "Hoe kan ik me pitbul tonen dat ik de baas ben?!?!" wilt praten in het hondenforum dan kun je het beste een nieuw onderwerp aanmaken
Rechtvaardig.
Hou altijd dezelfde regels, beloon goed gedrag, negeer gedrag wat je niet wilt hebben.
Ruil speeltjes voor andere speeltjes of wat lekkers.
Socialiseer hem goed met andere honden.
Hieronder wat tips om je aan te houden.
Groetjes, Margje
(onderstaande komt uit mijn cursusboek)
4. Socialisatie
4.1 Belangrijke fasen
De eerste socialisatiefase begint als de pup vier weken is en duurt tot een leeftijd van ongeveer 12 weken. Alles wat de pup in deze tijd meemaakt, gaat hij als normaal beschouwen.
De tweede socialisatiefase is een wat minder heftige fase, maar nog steeds erg belangrijk. Als in deze fase niets meer aan socialisatie wordt gedaan, gaat de hond als het ware weer vervreemden van de dingen die hij de eerste 12 weken van zijn leven heeft meegemaakt.
De tweede socialisatiefase duurt ongeveer tot een leeftijd van zes maanden. Ook daarna is het verstandig de hond nog regelmatig mee te nemen, maar is de socialisatiefase voorbij. De hond blijft zo wel gewend aan verschillende objecten en situaties, maar als hij ze in de eerste fasen niet heeft meegemaakt is het heel moeilijk hem daar nog aan te wennen en zal dit met vele malen meer stress gepaard gaan.
Honden die in hun socialisatiefasen weinig tot niets hebben meegemaakt zijn vaak angstige honden. De hele wereld komt op hen bedreigend over. Het is niet te voorspellen hoe een hond met zijn omgeving om zal gaan. De ene hond zal het gelaten over zich heen laten gaan terwijl de andere hond angstagressie kan gaan vertonen. Angstagressie komt veel voor bij honden met een slechte socialisatie.
Het is dus belangrijk uw pup mee te nemen naar situaties waarin u hem later ook graag mee wilt kunnen nemen. Ook is het belangrijk dat uw hond mensen en dieren leert kennen van alle soorten en maten. Kinderen zijn voor honden een heel apart slag mensen, ook daarmee moeten ze dus goed gesocialiseerd worden.
Socialiseren betekend niet de hond laten overladen met de prikkel van dat moment. Neem uw hond in bescherming en laat hem dingen meemaken en zien, in eerste instantie van een afstandje. Vind de hond het leuk, dan kunt u steeds dichterbij gaan.
4.3 Het belang van rust
Pups hebben op een dag zo’n 20 uur rust nodig. Rust is heel belangrijk voor het leerproces van de hond. In de slaap, net als bij mensen, worden gedachten en ervaringen geordend.
Als een hond niet voldoende slaap krijgt, kan hij behoorlijk vervelend worden. Veel honden worden dan juist overactief en gaan veel happen en bijten. De belangrijkste oorzaak van veel bijten is onvoldoende rust voor de pup!
Belangrijk is ook dat de rustplek voor de hond, de bench, op een rustige plek staat, waar niet constant mensen voorbij lopen of kinderen spelen.
Een pup heeft vaak verplichte rust nodig. Zelf kunnen ze nog niet aangeven wanneer ze moe zijn. Ze vallen dan ook op de gekste plekken in slaap. Zorg ervoor dat uw pup voldoende rust krijgt door hem tijdig in de bench te zetten om te gaan slapen.
Als vuistregels kunt u aanhouden dat voor iedere activiteit, de hond twee keer zoveel rust moet hebben. Speelt u bijvoorbeeld een kwartier met uw hond, dan moet daar minstens een half uur rust tegenover staan. Bij de socialisatie, met al die indrukken, is het zeker van belang dat de hond zijn rust krijgt. Gaat u een uurtje naar de markt, zorg er dan voor dat de hond daarna minstens twee uur kan rusten. Rusten hoeft niet in diepe slaap te zijn, maar kan ook rustig liggen betekenen.
Hier geldt ook: slaap je niet, dan rust je toch!
4.4 Oversocialisatie
Oversocialisatie wil zeggen dat de hond alle dingen om zich heen zo leuk vindt, dat hij overal bovenop duikt en dus eigenlijk helemaal niet meer zo sociaal is.
Dit fenomeen komt veel voor bij hondenrassen die van zichzelf al erg sociaal zijn zoals de Labrador retriever. Een Labrador is gefokt op het sociaal zijn. Een Labrador die intensief wordt gesocialiseerd met mensen en dieren gaat deze zo ontzettend leuk vinden dat hij er altijd bovenop duikt. U kunt geen mens meer tegenkomen waar uw hond niet naar toe wil. Loopt de hond los dan springt hij op bij mensen en dwingt ze haast hem aardig te vinden. Ook andere honden vindt deze hond helemaal geweldig en hij wil met iedereen spelen. U krijgt hem met geen mogelijkheid meer mee… want andere honden zijn helemaal het einde. Sommige honden reageren heel chagrijnig op uw hond, deze honden vinden het niet fijn dat uw hond zomaar bovenop ze springt, zonder zich eerst netjes voor te stellen.
4.4.1 Oversocialisatie naar mensen
Vind uw hond mensen al helemaal geweldig, dan is dat natuurlijk heel goed. Maar het betekend dat u niet meer zoveel tijd in de socialisatie naar mensen hoeft te stoppen. Uw hond moet juist leren dat u het aller-leukste bent wat er is en andere mensen wel leuk vindt, maar verder negeert.
Helaas vind namelijk niet iedereen het leuk om besprongen te worden door een hond, zeker als het geen pupje meer is. U laat dus mensen dus juist niets lekkers geven aan uw pup. Natuurlijk mogen ze hem aaien, maar ook niet elke keer. Mensen zijn niet automatisch feest en aandacht. Opletten op de baas is wel altijd aandacht. Soms betekend dat dus dat u tegen mensen moet zeggen dat ze uw hond even moeten negeren. Niet iedereen kan dat waarderen, maar als u straks een volwassen hond heeft die netjes naar u luistert en zich niet opdringt aan vreemden, zijn ze wel erg blij met u!
Honden die van nature mensen geweldig vinden zijn vooral de retrievers. Herders hebben van nature een wat meer afwachtende houding. Uiteraard is geen hond hetzelfde en zijn er herders die mensen geweldig vinden en retrievers die er niets van moeten hebben. Kijk dus goed naar uw eigen hond en u ziet waar u aandacht aan moet besteden.
4.4.2 Oversocialisatie naar honden
Honden vinden over het algemeen andere honden geweldig. Zeker als ze klein zijn. Viervoeters zijn leuk. Ze willen vaak spelen, spelen lekker ruw en begrijpen wat je bedoeld. Rassen met een kleine persoonlijke zone zoals de retrievers zijn dan ook vaak in voor een lekker wild spelletje. Pups onderling vaak ook. Herders zijn honden met een relatief grote persoonlijk zone, zij houden over het algemeen niet zo van al te veel poespas als je elkaar pas net kent.
Sociale omgang tussen honden betekend staart-neus contact. Honden lopen in een boogje naar elkaar toe, snuffelen aan elkaar en gaan dan ieder hun weg. Soms vinden ze elkaar leuk en dagen ze elkaar uit tot spelen.
Pups die geleerd hebben dat iedere hond spelen betekend, rennen al snel op een vreemde hond af om er vervolgens bovenop te duiken om te spelen. Op een vreemde hond kan dit overkomen als erg brutaal en kan uw hond dan ook een correctie verwachten.
Uw hond leren om sociaal te zijn bij andere honden is niet moeilijk. Ten eerste is het belangrijk om uw hond te leren wat een normale kennismaking is. Zorg ervoor dat u regelmatig een hond tegen komt, de honden aan elkaar kunnen snuffelen en loop dan weer door. Uw hond leert zo dat spelen er niet automatisch bij hoort. Ook voor u is dit in de toekomst handig, want u heeft waarschijnlijk niet altijd tijd voor een speelpartij.
Ten tweede is het belangrijk dat uw hond niet alleen speelt met pup, maar ook met volwassen (stabiele!) honden. De pup leert hiervan de omgangsvormen met volwassen honden. Het is een fabeltje dat een volwassen hond een pup nooit mag corrigeren. Een pup die te ver gaat, wordt juist wel gecorrigeerd, maar daar leert hij van! Hij leert dat hij niet iedereen zomaar kan bespringen.
Zeker als u een pup heeft die vaak spelletjes wint omdat hij groot is, of ‘als een bulldozer’ over andere pup heen loopt, is het van belang dat hij leert spelen met een volwassen hond, of een hond die sterker is dan hij. Zo leert hij dat je een spelletje ook weleens kunt verliezen en groeit hij niet op met het idee dat hij onschendbaar is.
Voor een onzekere hond is het belangrijk om juist ook eens een spelletje te winnen, voor deze pup kan het ook belangrijk zijn eens met een volwassen hond te spelen. De hond zal hem ook een keertje laten winnen, dat hoort bij spel, waardoor de hond wat zekerder van zichzelf wordt.
Ben wel kieskeurig met welke hond u uw pup laat spelen. Uw pup zit in een belangrijke fase. Hij mag best eens gecorrigeerd worden door een andere hond, want daar leert hij van. De correcties moeten wel eerlijk zijn en in verhouding staan met veel positieve ervaringen met dezelfde hond. Een stabiele volwassen hond zorgt hier ook voor.
U moet dus zeker weten dat de hond waarmee u uw pup laat spelen, normaal hondengedrag laat zien. Bij twijfel, laat de honden dan niet spelen, maar zoek iemand op waarvan u weet dat hij een betrouwbare hond heeft.
5. Voorkomen van probleemgedrag: Rangorde bij honden
5.1 De roedel
Om problemen met uw pup te voorkomen is het belangrijk dat u de roedelregels toepast bij uw pup.
Een hond groeit normaal gesproken op in een roedel. Een roedel is een hechte structuur. Honden kennen alleen een lineaire rangorde, wat wil zeggen dat de hoogst geplaatste hond de ‘baas’ is over alle andere honden. Nummer twee op de lijst is de baas over alle honden, behalve degene die boven hem staat. Hond nummer drie is vervolgens de baas over alle honden onder hem, maar niet over degene boven hem enzovoorts.
Bij u in huis zou de rangorde zo geregeld moeten zijn:
U, uw Partner
Kinderen ouder dan 12 jaar
Andere huisdieren
Uw hond
Kinderen jonger dan ongeveer 12 jaar worden door honden niet gezien als ranghoger. Alleen als u erbij bent hebben de kinderen een afhankelijk rol van u. Omdat u erbij bent, corrigeert de hond uw kinderen niet. U moet dan wel de echte leider zijn in huis.
5.2 Belang van een roedel
Voor een hond is een roedel erg belangrijk. Doordat honden in een roedel leven kunnen ze overleven. De roedel zorgt voor veiligheid en voldoende voedsel.
Alle honden in de roedel (dit aantal kan variëren van vijf tot wel twintig honden) hebben een functie. De hogergeplaatste honden zijn ook de sterkste honden en de honden die het best aangepast zijn aan de omgeving waarin ze leven. Hooggeplaatste honden zorgen voor de veiligheid in de roedel. Ook sturen zij het jagen aan en zorgen dus voor het eten. De lager geplaatste honden hebben andere taken. Zo zorgen zij soms voor het nageslacht van de hooggeplaatste honden als deze op jacht zijn. De laaggeplaatste honden hebben ook een belangrijke rol in het sociale gebeuren. Als twee honden ruzie krijgen, neemt de lager geplaatste hond de schuld als het ware op zich, waardoor de ruzie over waait en de roedel niet in gevaar komt. Alle honden in een roedel zijn dus afhankelijk van elkaar.
5.3 De regels van de roedel
In een roedel gelden strakke regels. Gevaren kunnen overal op de loer liggen. Als er iets aan de hand is, is er geen tijd om onderling uit te vechten wie wat aanpakt. Daarom zijn er hiërarchieregels die altijd gelden.
Honden worden gevoelig voor rangorde in de ‘rangordeperiode’. Deze periode is tussen de leeftijd van 12 en 16 weken. In deze periode kijkt de pup hoe hoog hij op de sociale ladder kan komen.
Uw pup is nu al een aantal weken bij u in huis en u merkt waarschijnlijk ook dat hij zijn grenzen steeds verder aan het verleggen is, spelletjes worden wat feller, de pup loopt verder bij u vandaan en probeert uit wat hij allemaal van u gedaan kan krijgen.
Een deel van het probleemgedrag wat op latere leeftijd tot uiting komt ontstaat in deze periode.
De zes regels die in een roedel strikt gelden zijn:
1. De mindere (de hond) meldt zich bij de meerdere (de baas) als de meerdere daarom vraagt.
Veel honden krijgen de hele dag door aandacht en raken daar helemaal door verzadigd. Waardoor jij als baas niet meer zo leuk bent. Binnen nog wel, maar buiten zijn er zoveel andere leuke dingen en die baas is er straks ook nog wel.
Daarom is het belangrijk om deze regel toe te passen. Negeer de hond als hij uit zichzelf naar je toekomt. Roep hem bij je als hij ergens rustig ligt en geef hem dan alle aandacht. Verbreek zelf deze aandacht weer. Ga niet te lang door, zodat de hond uit zichzelf al wegloopt.
Let ook eens op het begroetingsritueel. Het begroetingsritueel staat vaak in verband met verlatingsangst. Als we thuiskomen begroeten we de hond vaak enthousiast. Terwijl je eigenlijk wil dat weg gaan en thuis komen heel normaal zijn en bij de dagelijkse dingen horen.
Het beste is bij thuiskomst de hond te negeren. Pas als je rustig je jas hebt uitgetrokken en de hond is rustig, roep hem dan bij je.
2. De meerdere begint en eindigt het spel.
Vaak heeft hond heel veel speeltjes die allemaal op de grond verspreid liggen. Doordat hij altijd toegang heeft tot deze speeltjes zijn ze voor hem niet meer zo interessant. Ruim daarom alle speeltjes op, eventueel kun je 1 speeltje laten liggen en die wekelijks ruilen voor een ander speeltje.
Een hond speelt niet ‘zomaar’. Ook voor hele jonge honden is spelen een manier om kracht te meten en status te bepalen. Tijdens het spelen vindt een dominantiebepaling plaats. Als je met de hond gaat spelen is dan ook van belang dat je het laatste spelletje wint en dat jij als baas het spel start en eindigt.
Een spel start je, door zelf een speeltje te pakken en de hond uit te dagen mee te spelen. Een spel eindig je door zelf het speeltje weg te leggen, blijft de hond in je broek hangen of springen naar het speeltje, dan moet je het spel duidelijk eindigen, bijvoorbeeld door de hond op zijn rug te leggen. Let bij het op de rug leggen altijd op de emotie van de hond te zien aan zijn staart en oren.
Leer de hond ook het verschil tussen ‘vast’ en ‘los’. Een hond weet nog niet wat los is, dat moet je hem nog leren. Door hem uit te dagen met een speeltje wil hij het speeltje vastpakken, zeg dan ‘vast’. Als hij het speeltje goed vasthoudt, pak dan een brokje en hou die onder de neus van de hond, zodra de hond loslaat, zeg je ‘los’. Zo leer je hem het verschil tussen los en vast.
3. De mindere maakt plaats voor zijn meerdere.
Bij (wilde) honden zie je dat een meerdere altijd een ‘vrij pad’ heeft. Alle andere honden gaan voor hem aan de kant en zullen hem niet in de weg liggen. Ook zullen ze nooit ‘per ongeluk’ tegen hem oplopen.
Als de hond voor ons gaat liggen, dan stappen we niet om hem heen. Schuifel met je voeten tegen de hond aan, zodat hij aan de kant gaat. Dit kun je door het hele huis doen, zodat de hond gaat leren dat de enige plek waar hij rustig kan slapen zijn bench is.
De bench is voor de hond altijd een rustplek. Hij mag daar dan ook nooit gestraft of lastiggevallen worden. In de bench heeft de hond altijd rust. Leer dit ook aan kinderen, dat als de hond in zijn bench ligt, hij met rust gelaten moet worden.
4. Degene die voorop loopt is de roedelleider.
De roedelleider bepaalt welke kant de roedel opgaat. Hij loopt dan ook voorop en leidt de weg. Loopt de hond voor je uit, draai dan telkens de andere kant op. Ook tijdens de uitlaatronde loop je als leider voorop en draai je om als de hond voor jou uitloopt. Loop ook regelmatig eens de andere kant op, hoe meer onvoorspelbaar de wandeling, hoe meer duidelijk is dat jij leidt.
Loopt de hond los, zorg er dan voor dat de hond jou in de gaten houdt. Dit doe je door je regelmatig te verstoppen. Loopt je hond vooruit, verstop je snel achter een boom. Door de schrik zal hij leren beter op te letten.
Belangrijk bij deze regel is ook de ‘deurtraining’. Een leider loopt ook als eerst door een nauwe doorgang. Train dit met de deuren in huis. Je doet de deur open, springt de hond op, dan doe je snel de deur weer dicht. Is de hond weer rustig dan probeer je weer de deur open te doen. Alleen als de hond netjes blijft zitten en jou eerst door de deur laat gaan, waarna jij de hond toestemming geeft om te komen, mag de deur open blijven. Om dit bij alle deuren te krijgen moet je oefenen met verschillende deuren. Na een aantal deuren zal de hond gaan generaliseren.
5. De meerdere eet eerder dan de mindere.
In een roedel eten de hogere in rang het eerst de beste delen van het karkas op.
Geef daarom de hond te eten nadat je zelf gegeten hebt. Dit geldt als het tijdstip van zelf eten en het eten van de hond vlak bij elkaar liggen. De hond geeft je dus niet te eten, vlak voor je zelf aan tafel gaat, of als je staat te koken.
Het is geen probleem om de hond bijvoorbeeld een half uur voordat je zelf gaat koken eten te geven.
6. De ranghoogste is altijd hoger gepositioneerd dan de ranglagere.
Dit betekend dat de hond bij voorkeur niet op de bank of op bed mag. Ook mag de hond niet op je klimmen. Zorg dat je altijd hoger gepositioneerd bent dan de hond.
Bij honden onderling zie je dat volwassen honden een andere hond kunnen ´overmeesteren´ dat wil zeggen dat de lager geplaatste hond zich overgeeft aan de hoger geplaatste, hij gaat daarbij op zijn rug liggen, legt zijn keel en buik bloot en heeft zijn staart tussen zijn poten om zijn anaalklieren af te schermen. De hond ligt dan helemaal stil. De laagste bij de grond is dan ook echt de laagste in rang.
Bij spel zie je dat de rollen telkens wisselen, een lager geplaatste hond kan dan ineens boven de hoger geplaatste hond staan. Maar dit gebeurt dus alleen in spel, kenmerkend zijn daarvoor de spelboog en de rolwisselingen.
5.4 Wanneer past u de regels toe?
Bij een pup begint u vanaf dat u hem in huis hebt met het toepassen van de hiërarchieregels.
Een pup past de regels al in het nest toe. Kijk maar naar pups onderling. Ze ‘spelen’ maar zoals bij elk spel gaat het om wie er wint. Daar zijn pups ook al mee bezig! Gegrom bij de voederbak en om speeltjes komt ook al voor. De moeder corrigeert haar pups ook al als ze te veel opdringen of de regels negeren.
Als u bij een pup de regels goed toepast, heerst er duidelijkheid bij de pup. Hij weet waar hij aan toe is. Let er op dat wat u bij een volwassen hond niet zou tolereren, u ook niet tolereert bij een pup!
Hou de regels aan tot na de tweede puberteit, die begint tussen de twaalf en veertien maanden. Als u tot anderhalf jaar heel duidelijk bent geweest naar de hond is dit een gewoonte geworden. Nu kunt u af en toe afwijken van de regels als u dat goed vindt en als het goed gaat. Merkt u dat er problemen van komen, ga dan terug naar de regels. Uw hond is dan meer gebaad bij duidelijkheid en begrijpt niet dat het soms wel, soms niet mag.
Hoe dominanter uw hond, hoe belangrijker de regels zijn. Hoe onderdaniger uw hond, hoe meer u op termijn de regels kunt versoepelen.
Ook bij een angstige hond kunnen deze regels heel goed helpen, hij voelt zich dan thuis in de roedel en daardoor veiliger.
Heeft u een oudere hond met probleemgedrag, dan begint u met de regels en zult u binnen twee weken een behoorlijke verandering in uw hond zien. Voor de hond is het nu duidelijk waar zijn plek is. Door die duidelijkheid word uw hond een stuk rustiger. Hou die duidelijkheid vast. Na een tijdje, als u denkt dat uw hond eraan toe is, kunt u wat versoepelen. Ziet u dan het probleemgedrag terugkeren, houdt dan de regels strak. Daar voelt uw hond zich duidelijk prettiger bij.
5.5 Mag een hond dan nooit op schoot?
Niet zolang de rangorde niet duidelijk is. Bij heel veel honden kan je na en tijdje de hond best eens op schoot nemen. U vraagt hem dan bij u en zet hem weer op de grond als u er genoeg van hebt. U leidt, u beslist. De meeste honden kunnen als ze volwassen zijn prima een keer op schoot, een keer op de bank, eens voor u uit lopen zonder dat er probleemgedrag ontstaat.
Sommige honden hebben echter die duidelijkheid nodig en raken in de war als ze soms privileges krijgen die ze eigenlijk niet toebehoren. Kijk daarbij goed naar uw hond.
Dit komt doordat het onderwerp niet meer recent is en in het hondenforum archief terecht ik gekomen.
Als je over "Hoe kan ik me pitbul tonen dat ik de baas ben?!?!" wilt praten in het hondenforum dan kun je het beste een nieuw onderwerp aanmaken
Zoek je iets op de HondenPage ? Vul dan hier jouw zoekwoorden in ?