Tammenga vleesmix analyse.

plaats een nieuw onderwerp in het hondenforum meest recente onderwerpen in het hondenforum

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

" Ik heb de mail met de PDF gekregen, en staan dezelfde gegevens in. De getypte versie klopt dus wel.

Ik ben blij dat het geen schokkende resultaten geeft, en het is nu afwachten wat de rest brengt.

Dit kreeg ik als mail met de PDF:

We hebben lang gesproken over de ophef m.b.t. de analyses van onze Tammenga Mixen.
We wilden wachten totdat we alle producten hadden laten analyseren en dan alles in één keer op de site zetten.
Maar nu er zoveel ophef is hebben we gedacht dat het misschien goed is om de analyse van de Compleet mix, welke we inmiddels hebben laten uitvoeren, wel al op de site te vermelden.
In de bijlage ontvangt u de uitslag van de analyse persoonlijk opdat u weet dat we er weldegelijk mee bezig zijn.
Het is erg prijzig om een analyse te laten uitvoeren, vandaar dat we eerst met één analyse komen en de rest zal volgen. "

Prijzig of niet het is wettelijk verplicht.

honden page profiel KatooKatoo 3 doggies

honden foto van Katoo

Nou ik had altijd wel een goed gevoel bij Tammenga, en gelukkig is mijn gevoel goed geweest. Vond het inderdaad altijd wel dat het tijd werd voor een analyse, en gelukkig zijn ze daar nu mee bezig. De eerste analyse ziet er goed uit... dus op naar de volgende analyses...

Blijf er bij dat ik: Haaksbarf, All Animal, Alaska, Tinlo, Tammenga de betere merken vind...

honden foto van Willemijn _ baasje van Ogin (Ozjin)  _    Bams ¥ .

analyses zijn in nederland niet verplicht.

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

ja dat zijn ze wel, en ik denk dat het iets beter weet, vocht gehalte moet zelf op je verpakking staan.
De VWA heeft er nooit op gecontroleerd, maar ik kan je zeggen dat ik mijn verpakking heb moeten aanpassen in april dit jaar omdat het moest.

honden page profiel RoosjeRoosje 3 doggies

honden foto van Roosje

" Als het fosfor te hoog is en dan heb ik het over meer dan 0,5 mg  is dit een belasting van de organen. Calium moet hoger zijn dan fosfor zodat het lichaam de calcium uit de voeding kan halen en niet uit het calcium van het lichaam, is het calcium te laag dan is dit wat gebeurt over een langere tijd, ik heb het dan over jaren. Je krijgt dan bot afbraak.
Ook mag calcium weer niet te hoog, een het poept lastig maar voor honden in de groei kan dit weer groei afwijkingen geven, uitend van groeipijn tot complete misvormingen.
Als een KVV nu met fosfor tussen de 0,2 en 0,5 zit is het goed mits er een calcium van 1-2 tegenover staat dus maximaal 1
Verhouding calcium fosfor uitmuntend 1:1 en acceptabel en goed voor gezondheid 2:1 "

Ik denk dat ik je niet goed begrijp... Bijna geen enkel merk kvv heeft een fosfor van 0,2 tot 0,5.... Wat begrijp ik verkeerd?
Zelfs bij jouw Hb versies zitten er 2 boven en 1 precies op de max..

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

Ja dat klopt, dit is heel laag, maar ik streef altijd naar 0,5 fosfor, haal je dit niet dan wil ik wel altijd dat er voldoende calcium tegen overstaat. Het blijft een natuur product.
Net als deze analyse van tammenga, is op zich goed 0,2 fosfor en dan 0,4 calcium.
Heb je nu een product met 0,5 fosfor en dan een calcium van 1,5 ja dan is de verhouding zoek zeg maar

Moeilijk hoor om dit per pc uit te leggen, je zou me eigenlijk even moeten bellen

honden page profiel RoosjeRoosje 3 doggies

honden foto van Roosje

Nee, nu snap ik je.

De meeste voedingen zitten met fosfor op 0,7 of 0,8 % en met het calcium op 1,2 of 1,4 %.

Ik heb ook de analyse van een merk dat hele prooidieren gebruikt (mag helaas geen namen of smaak noemen), maar daar zit het fosfor op 0,6% en het calcium op 1%.

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

Ja hoe kleiner het dier hoe hoger de calcium en ook het fosfor. Dit komt omdat er bij KVV gemaakt van kleine dieren er ook dragende botten worden gemalen en hier zit meer calcium in dan in botten die niet dragend zijn. In kraakbeen zit nagenoeg geen calcium.
Fabrikanten die bijvoorbeeld strot en luchtpijp als bot zien zullen zeer laag in calcium zitten en naar alle waarschijnlijkheid het fosfor hoger hebben dan het calcium.
Heb je KVV van grotere dieren zal je ook zien dat het calcium vaak lager is, maar daar in tegen ook het fosfor.
Je kunt dus aan deze analyses zien of er juiste ingredienten worden gebruikt, hier doel ik niet op kwaliteit spiervlees want dat kan je niet zien, alleen als er een heel laag eiwit percentage is en dan een heel hoog vet er tegenover, dan weet je dat er minder spiervlees gebruikt wordt. Hier moet je wel rekening houden met diersoorten die van nature al vetter zijn denk aan geit en eend.
Ook kan je dus aan een calcium/fosfor verhouding zien of er niet overmatig orgaan gebruikt wordt. Kortom je kan er van alles uit halen.

honden page profiel Lien, Luca† en Wifi  /wi:fi:/Lien, Luca† en Wifi /wi:fi:/speciaal aangestelde fokker 3 doggies

honden foto van Lien, Luca† en Wifi  /wi:fi:/

Dat is wel heel erg interessant Kita!hoe zie je dan aan de c/f verhouding of er veel orgaan wordt gebruikt?

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

In de verordening 767/2009 staat trouwens over de wettelijke verplichting van analyses. Terug te vinden op de site van de VWA
Heel veel pagina's maar goed voor de liefhebber

honden page profiel RoosjeRoosje 3 doggies

honden foto van Roosje

Zijn ze ook wettelijk verplicht om het op verzoek aan de consument te geven?

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

Nou ja dat staat er niet in, maar als je het verplicht bent om het op je verpakking te hebben lijkt het mij dat het toesturen van een analyse niet al te moeilijk is.

honden page profiel RoosjeRoosje 3 doggies

honden foto van Roosje

Voor bepaalde merken wel ;-)

honden page profiel KitaKita 3 doggies

honden foto van Kita

" Dat is wel heel erg interessant Kita!hoe zie je dan aan de c/f verhouding of er veel orgaan wordt gebruikt? "


Als het fosfor hoger is als calcium dan weet je bijna zeker dat er teveel orgaan wordt gebruikt. orgaan bevat namelijk veel fosfor.
Om een voorbeeld te noemen pens heeft van nature de volgende verhouding fosfor 1.7 en calcium 2,8. indien een fabrikant dan een mix maakt met pens en hoger uitkomt met fosfor dan calcium dan moet daar veel orgaan in zitten.
KVV's van kleinere dieren is makkelijker in de juiste verhouding te krijgen dan grote dieren dit komt omdat je van kleine dieren de dragende botten kan malen welke weer veel calcium bevatten. bij grote dieren kan je de dragende botten niet verwerken en moet je dus uit de andere botten voldoende calcium zien te krijgen

honden foto van Willemijn _ baasje van Ogin (Ozjin)  _    Bams ¥ .

analyses zijn wettelijk niet verplicht, je kan er zo naar vragen.

het bedrijf van tammenga wordt gecontroleerd, al vanaf dag een, niets verplicht voor analyses, als dat wel waar was zouden ze niet meer bestaan, en ze bestaan al weer bijna twee jaar.

honden page profiel KitaKita

honden foto van Kita

de vwa heeft hier niet goed op gecontroleerd afgelopen jaren, maar willemijn ik kan je verzekeren dat het wel degelijk verplicht is. Maar jij blijft stug volhouden van niet, dat is dan jou pakkie aan. en nee ze sluiten je niet direct maar geloof me als je het niet in orde hebt na een bepaalde periode dan krijg je echt een boete hoor.
En als je daarnaast fatsoenlijk een bedrijf wilt voeren dan wil je zelf al analyses hebben, je moet toch weten of je product in de basis zo wie zo goed is of kom ik van mars.
En zoals ik al eerder had geschreven neem even de tijd en lees de verordening even door.
Daarnaast zijn ze hier in nederland erg laks geweest, maar belgie daar in tegen niet. en helaas zitten we in een EU dus ook nederlandse controleurs zullen moeten gaan werken.

honden page profiel TIBOTIBO

honden foto van TIBO

I
(Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is)
VERORDENINGEN
VERORDENING (EG) Nr. 767/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 juli 2009
betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
en met name op artikel 37 en artikel 152, lid 4, onder
b),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal
Comité ( 1 ),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag
( 2 ),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het streven naar een hoog beschermingsniveau voor de
gezondheid van mensen en dieren is één van de fundamentele
doelstellingen van de levensmiddelenwetgeving,
zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van
het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002
tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften
van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van
een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot
vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden
( 3 ). In die verordening werd ook de benadering
„van boer tot bord” vastgelegd, waarbij diervoeders
worden aangewezen als een gevoelige fase aan het begin
van de voedselketen. Eén van de basisdoelstellingen van
deze verordening is het waarborgen van een hoog niveau
van bescherming van de volksgezondheid.
(2) De productie van diervoeder vormt een belangrijk afzetgebied
voor de Europese landbouwproducten, aangezien
de meeste voor voederproductie gebruikte middelen bestaan
uit landbouwproducten die in bijlage I bij het Verdrag
worden vermeld. Bovendien is diervoeder van cruciaal
belang voor de 5 miljoen veehouders in de Gemeenschap
omdat het de belangrijkste kostenfactor is.
(3) Diervoeders kunnen de vorm aannemen van voedermiddelen,
mengvoeders, toevoegingsmiddelen, voormengsels
of diervoeders met medicinale werking. De voorschriften
voor het verhandelen van toevoegingsmiddelen in diervoeders
zijn uiteengezet in Verordening (EG) nr.
1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad
van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen
voor diervoeding ( 4 ) en die voor diervoeders met medicinale
werking in Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van
26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor
de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik
van diervoeders met medicinale werking ( 5 ).
(4) De bestaande wetgeving inzake het verkeer en het gebruik
van voedermiddelen en mengvoeders, waartoe
ook voeders voor gezelschapsdieren behoren, namelijk
Richtlijn 79/373/EEG van de Raad van 2 april 1979
betreffende het verkeer van mengvoeders ( 6 ), Richtlijn
93/74/EEG van de Raad van 13 september 1993 betreffende
diervoeders met bijzonder voedingsdoel ( 7 ) („dieetvoer”),
Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april
1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen
( 8 ) en Richtlijn 82/471/EEG van de Raad van
30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte
producten ( 9 ) („bioproteïnen”), moet worden geactualiseerd
en door één enkele verordening worden vervangen.
Om redenen van duidelijkheid moeten Richtlijn
1.9.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 229/1
( 1 ) PB C 77 van 31.3.2009, blz. 84.
( 2 ) Advies van het Europees Parlement van 5 februari 2009 (nog niet
bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van
22 juni 2009.
( 3 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
( 4 ) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
( 5 ) PB L 92 van 7.4.1990, blz. 42.
( 6 ) PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30.
( 7 ) PB L 237 van 22.9.1993, blz. 23.
( 8 ) PB L 125 van 23.5.1996, blz. 35.
( 9 ) PB L 213 van 21.7.1982, blz. 8.
83/228/EEG van de Raad van 18 april 1983 tot vaststelling
van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde
producten die worden gebruikt in de diervoeding
( 1 ) en Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie van
2 mei 1980 houdende machtiging om, in bepaalde gevallen,
mengvoeders in de handel te brengen in niet-gesloten
verpakkingen of recipiënten ( 2 ), worden ingetrokken.
(5) Als gevolg van de intrekking van Richtlijn 79/373/EEG
bij deze verordening dient Richtlijn 93/113/EG van de
Raad van 14 december 1993 betreffende het gebruik en
het in de handel brengen van voor de diervoeding bestemde
enzymen, micro-organismen en hun preparaten
( 3 ) eveneens te worden ingetrokken. Tevens moet,
gezien de intrekking van Richtlijn 79/373/EEG en gegeven
het feit dat onderhavige verordening regels bevat
voor de etikettering van diervoeders die toevoegingsmiddelen
bevatten, artikel 16 van Richtlijn 70/524/EEG van
de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen
in de veevoeding ( 4 ), dat na de intrekking van
Richtlijn 70/524/EEG bij Verordening (EG) nr.
1831/2003 van kracht is gebleven, worden ingetrokken.
(6) In tegenstelling tot de definitie van levensmiddel in Verordening
(EG) nr. 178/2002, omvat de definitie van voeder
niet water. Daar water bovendien niet op de markt
wordt gebracht voor gebruik in diervoeding, dient deze
verordening geen voorwaarden voor in diervoeding gebruikt
water te bevatten. Wel moet zij van toepassing
zijn op in water toegediende diervoeders. Anderzijds
valt het gebruik van water door diervoederbedrijven onder
Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees
Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling
van voorschriften voor diervoederhygiëne ( 5 ), die
voorschrijft dat er altijd schoon water moet worden gebruikt
wanneer zulks noodzakelijk is om gevaarlijke verontreiniging
te voorkomen en dat het voor de productie
van diervoeders gebruikte water van voldoende kwaliteit
moet zijn.
(7) Gezien het gevaar van verontreiniging van de voeder- en
voedselketen, moet deze verordening gelden voor diervoeder
voor zowel voedselproducerende als niet-voedselproducerende
dieren, inclusief wilde dieren.
(8) De verantwoordelijkheden van de exploitanten van diervoederbedrijven,
welke zijn vastgelegd in Verordening
(EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 183/2005,
moeten van overeenkomstige toepassing zijn voor diervoeders
voor niet-voedselproducerende dieren.
(9) Met het oog op de handhaving van de naleving van deze
verordening moeten de lidstaten officiële controles uitvoeren
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004
van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 inzake officiële controles op de naleving van de
wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de
voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn ( 6 ).
Die controles dienen niet alleen de verplichte maar ook
de facultatieve etiketteringsgegevens te omvatten. Om de
controle van de gegevens over de samenstelling mogelijk
te maken, dienen er aanvaardbare toleranties voor de in
de etikettering vermelde waarden te worden bepaald.
(10) Voor de beheersing van risico’s voor de voederveiligheid
moet de lijst van materialen waarvan het in de handel
brengen als diervoeding verboden is, zoals momenteel
bepaald bij Beschikking 2004/217/EG van de Commissie
( 7 ), samen met een lijst van materialen waarvan het in
de handel brengen als diervoeding aan beperkingen onderhevig
is, worden opgenomen in een bijlage bij deze
verordening. Het bestaan van een dergelijke bijlage moet
echter niet worden uitgelegd in de zin dat alle niet op de
lijst voorkomende producten als zodanig als veilig kunnen
worden beschouwd.
(11) Het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen
en andere producten zoals diergeneesmiddelen
heeft gevolgen voor de voorwaarden voor het in de handel
brengen. Voedermiddelen worden in de eerste plaats
gebruikt om te voorzien in de behoeften van dieren,
bijvoorbeeld aan energie, voedingsstoffen, mineralen of
voedingsvezels. In de regel zijn zij chemisch niet duidelijk
omschreven, met uitzondering van de primaire, in de
voedermiddelen aanwezige bestanddelen. Effecten die
aan de hand van wetenschappelijke beoordelingen te verdedigen
zijn en die voorbehouden zijn aan toevoegingsmiddelen
of diergeneesmiddelen, dienen te worden uitgesloten
van de objectieve toepassingen van voedermiddelen.
Er dienen derhalve niet-bindende richtsnoeren te
worden opgesteld aan de hand waarvan deze soorten
producten van elkaar kunnen worden onderscheiden. In
naar behoren gemotiveerde gevallen moet de Commissie
de bevoegdheid hebben te verduidelijken of een product
een diervoeder voor de toepassing van deze verordening
is.
(12) De definitie van aanvullende diervoeders in Richtlijn
79/373/EEG heeft in verscheidene lidstaten problemen
bij de toepassing opgeleverd. Voor de toepassing van
Verordening (EG) nr. 183/2005 moet het onderscheid
tussen aanvullende diervoeders en voormengsels worden
verduidelijkt.
(13) Om een uniforme toepassing van de wetgeving mogelijk
te maken, mogen voedermiddelen en aanvullende diervoeders
geen toevoegingsmiddelen boven een bepaald
gehalte bevatten. Sterk geconcentreerde diervoeders, zoals
mineralenemmers, mogen echter voor rechtstreekse vervoedering
worden gebruikt indien de samenstelling ervan
in overeenstemming is met het bijzondere voedingsdoel
voor de desbetreffende bestemming. De gebruiksvoorwaarden
voor dergelijke diervoeders moeten vermeld
worden in de etikettering, teneinde te garanderen dat
de hand wordt gehouden aan de voorschriften betreffende
de hoeveelheid toevoegingsmiddelen in het dagrantsoen.
L 229/2 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.9.2009
( 1 ) PB L 126 van 13.5.1983, blz. 23.
( 2 ) PB L 126 van 21.5.1980, blz. 14.
( 3 ) PB L 334 van 31.12.1993, blz. 17.
( 4 ) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
( 5 ) PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1.
( 6 ) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
( 7 ) PB L 67 van 5.3.2004, blz. 31.
(14) Richtlijn 82/471/EEG beoogt het aanbod van als directe
en indirecte eiwitbron gebruikte diervoeders in de Gemeenschap
te verbeteren. Die richtlijn stelt een vergunningsprocedure
voorafgaand aan het in de handel brengen
van alle mogelijke bioproteïnen verplicht. Tot vandaag
zijn er echter slechts een gering aantal vergunningen
verleend en er bestaat nog steeds een duidelijk tekort aan
eiwitrijke diervoeders. Het algemene vereiste van vergunningen
voorafgaande aan het in de handel brengen,
vormt aldus een onoverkomelijke belemmering en veiligheidsrisico’s
kunnen in plaats daarvan worden aangepakt
door een verbod op gevaarlijke producten op basis van
markttoezicht. In gevallen waarin het resultaat van de
risicobeoordeling van bioproteïnen negatief was of is,
moet het verkeer en het gebruik ervan worden verboden.
Derhalve moet de speciale verplichting tot een algemene
vergunningsprocedure voorafgaand aan het in de handel
brengen van bioproteïnen worden afgeschaft, zodat het
veiligheidssysteem voor deze producten identiek is aan
dat van alle andere voedermiddelen. De bestaande beperkingen
of verbodsbepalingen ten aanzien van bepaalde
bioproteïnen moeten onverlet blijven.
(15) De bij Richtlijn 2008/38/EG van de Commissie van
5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen
voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel ( 1 )
ten uitvoer gelegde bepalingen van Richtlijn 93/74/EEG
blijken goed te hebben gefunctioneerd. De lijst van bestemmingen
moet derhalve worden gehandhaafd en er
moeten in deze verordening bepalingen worden opgenomen
op basis waarvan zij kan worden bijgewerkt. In
het bijzonder dient de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
te worden geraadpleegd in verband met de
werkzaamheid en veiligheid van dergelijke voeders, indien
er op grond van de beschikbare wetenschappelijke
en technische gegevens redenen zijn om te veronderstellen
dat het gebruik van het specifieke voeder wellicht niet
aan het beoogde bijzondere voedingsdoel voldoet of een
negatieve uitwerking heeft op de gezondheid van dieren
en mensen, het milieu of het dierenwelzijn.
(16) Wetenschappelijke onderbouwing dient bij het gebruik
van claims ten aanzien van diervoeders op de eerste
plaats te komen, en exploitanten van diervoederbedrijven
die claims gebruiken, moeten deze onderbouwen. Een
claim wetenschappelijk onderbouwen dient te gebeuren
door rekening te houden met alle beschikbare wetenschappelijke
gegevens en door de bewijzen te evalueren.
(17) Etikettering heeft enerzijds handhaving, traceerbaarheid
en controle tot doel en anderzijds voorlichting van de
gebruiker. De etikettering dient voorts de afnemers de
informatie te verstrekken waardoor zij een keuze kunnen
maken die optimaal aansluit bij hun behoeften, en eveneens
samenhangend, duidelijk, transparant en begrijpelijk
te zijn. Aangezien de afnemers, met name de veehouders,
hun keuze niet alleen op het verkooppunt maken waar
zij de verpakking van de diervoeders kunnen inspecteren,
moeten de vereisten inzake de informatie in de etikettering
niet alleen de etiketten op de producten betreffen,
maar ook andere vormen van communicatie tussen verkoper
en afnemer. Deze beginselen dienen ook voor de
aanbiedingsvorm van en de reclame voor diervoeders te
gelden.
(18) De etikettering biedt verplichte en facultatieve informatie.
Tot de verplichte informatie moeten niet alleen algemene
etiketteringsvoorschriften, maar ook specifieke voorschriften
voor respectievelijk voedermiddelen en mengvoeders
en aanvullende voorschriften voor dieetvoeder,
verontreinigd diervoeder en voeder voor gezelschapsdieren
behoren.
(19) De huidige situatie op het gebied van chemische onzuiverheden
die het gevolg zijn van het productieproces van
voedermiddelen en van technische hulpstoffen is onbevredigend.
Om een hoog niveau van voederveiligheid en
aldus van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen
en tevens voor meer transparantie te zorgen,
dienen er bepalingen te worden vastgesteld inzake het
aanvaardbare gehalte chemische onzuiverheden overeenkomstig
de in Verordening (EG) nr. 183/2005 bedoelde
goede praktijken.
(20) Het bestaande beginsel dat alleen bepaalde toevoegingsmiddelen
op het etiket moeten worden vermeld als zij in
voedermiddelen en mengvoeders worden gebruikt, blijkt
goed te hebben gefunctioneerd. Echter de indeling naar
categorie uit hoofde van Verordening (EG) nr.
1831/2003 behoeft actualisering en modernisering, ook
gezien het feit dat in het bijzonder eigenaren van gezelschapsdieren
in verwarring kunnen worden gebracht
door de etikettering van sommige toevoegingsmiddelen.
(21) In 2002 werd als gevolg van de BSE (boviene spongiforme
encefalopathie)- en de dioxinecrisis op initiatief
van het Europees Parlement bij Richtlijn 2002/2/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari
2002 tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG van de
Raad betreffende het verkeer van mengvoeders ( 2 ) de verplichting
ingevoerd om het gewichtspercentage van alle
in mengvoeders verwerkte voedermiddelen te vermelden.
De mate van veiligheid van diervoeders en levensmiddelen
is echter ook aanzienlijk verbeterd als gevolg van de
Verordeningen (EG) nr. 178/2002 en (EG) nr. 183/2005
alsmede de uitvoeringsmaatregelen daarvan, in het bijzonder
als gevolg van het feit dat de nadruk werd gelegd
op de verantwoordelijkheid van exploitanten van levensmiddelen-
en diervoederbedrijven, en van het verbeterde
traceerbaarheidssysteem, de invoering van het HACCPbeginsel
(HACCP = hazard analysis and critical control
points) in diervoederbedrijven en de opstelling van gidsen
voor goede hygiënische praktijken in diervoederbedrijven.
In het licht van deze positieve ontwikkelingen, die hun
weerslag vonden in het systeem voor snelle waarschuwingen
over levensmiddelen en diervoeders (RASFF = rapid
alert system for food and feed), is de verplichting om het
gewichtspercentage van alle in mengvoeders verwerkte
voedermiddelen in de etikettering te vermelden niet langer
noodzakelijk om een hoog niveau van voederveiligheid
en aldus van bescherming van de volksgezondheid
te waarborgen. Omwille van een goede informatieverstrekking
aan de afnemers kunnen de exacte percentages
echter op vrijwillige basis worden verstrekt. Bovendien
hebben de bevoegde autoriteiten toegang tot informatie
over de exacte gewichtspercentages van de in mengvoeder
verwerkte voedermiddelen en moeten zij derhalve om
1.9.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 229/3
( 1 ) PB L 62 van 6.3.2008, blz. 9.
( 2 ) PB L 63 van 6.3.2002, blz. 23.
dwingende urgente redenen in verband met de gezondheid
van mens en dier of met het milieu, en met inachtneming
van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 29 april 2004 betreffende de
handhaving van intellectuele-eigendomsrechten ( 1 ), aanvullende
informatie aan de afnemers kunnen verstrekken.
(22) Met het oog op adequate informatie voor de afnemer en
om te voorkomen dat deze misleid wordt, zou de vermelding
van het exacte gewichtspercentage echter verplicht
moeten worden gesteld in gevallen waar het voedermiddel
in kwestie nadrukkelijk wordt naar voren gebracht
bij de etikettering van een mengvoeder.
(23) De vermelding van de in mengvoeders verwerkte voedermiddelen
in dalende volgorde van hun gewichtspercentage
verschaft reeds belangrijke informatie over de samenstelling.
In gevallen waarin de producent niet verplicht
is om gegevens op het etiket te vermelden, dient
de afnemer de mogelijkheid te hebben om aanvullende
informatie te verlangen. In dit geval moet een marge van
± 15 % van de aangegeven waarde gehandhaafd blijven.
(24) Intellectuele-eigendomsrechten van de producenten moeten
worden beschermd. Voor de handhaving van de intellectuele-
eigendomsrechten moeten de bepalingen van
Richtlijn 2004/48/EG gelden. Ook moet worden erkend
dat de kwantitatieve samenstelling van mengvoeders, in
tegenstelling tot de namen van de daarin verwerkte voedermiddelen,
onder bepaalde voorwaarden kan worden
beschouwd als vertrouwelijke informatie die moet worden
beschermd.
(25) Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in
diervoeding ( 2 ) is niet van toepassing op de etikettering
van voeders met een te hoog gehalte aan ongewenste
stoffen. Daarom moeten er bepalingen worden vastgesteld
om te zorgen voor toereikende etikettering en
correcte toepassing van het verdunningsverbod van
artikel 5 van die richtlijn, totdat die verontreinigde materialen
zijn ontgift door een ontgiftingsinrichting die is
goedgekeurd overeenkomstig artikel 10, leden 2 en 3,
van Verordening (EG) nr. 183/2005, of totdat zij zijn
gereinigd.
(26) Er moet worden voorzien in afwijkingen van de algemene
etiketteringsvoorschriften, voor zover de toepassing
van deze voorschriften niet noodzakelijk is voor de bescherming
van de gezondheid van mens en dier of de
consumentenbelangen en een te zware belasting zou vormen
voor de voor de etikettering verantwoordelijke producenten
of exploitanten van diervoederbedrijven. Dergelijke
afwijkingen zouden op basis van de ervaring met
name mogelijk moeten zijn voor diervoeders die door
een veehouder aan een andere veehouder worden geleverd
voor gebruik op zijn bedrijf, voor kleine hoeveelheden,
voor mengvoeder dat niet uit meer dan drie voedermiddelen
bestaat en voor mengsels van hele granen, zaden
en vruchten.
(27) In de regel dient mengvoeder in hermetisch gesloten
recipiënten op de markt te worden gebracht, maar er
zouden passende afwijkingen mogelijk moeten zijn,
voor zover de toepassing van deze vereiste niet nodig
is voor de bescherming van de gezondheid van mens
en dier of consumentenbelangen en een te zware belasting
zou vormen voor de exploitanten van diervoederbedrijven.
(28) Deel B van de bijlage bij Richtlijn 96/25/EG en de kolommen
2 tot en met 4 van de bijlage bij Richtlijn
82/471/EEG bevatten lijsten met benamingen, beschrijvingen
en etiketteringsbepalingen voor bepaalde voedermiddelen.
Door deze lijsten wordt de uitwisseling van
informatie over de producteigenschappen tussen de producent
en de afnemer vergemakkelijkt. De ervaring die is
opgedaan met de aanmoediging van de belanghebbende
partijen tot de vaststelling van facultatieve normen door
middel van communautaire richtsnoeren op het gebied
van de diervoederhygiëne is in alle opzichten positief
geweest. De opstelling van uitgebreidere lijsten door de
belanghebbende partijen zou flexibeler kunnen gebeuren
en meer afgestemd op de informatiebehoeften van de
gebruiker dan wanneer zulks door de wetgever wordt
gedaan. De belanghebbende partijen kunnen — afhankelijk
van de waarde van een lijst van voedermiddelen —
beslissen hoeveel tijd en energie zij hieraan zullen besteden.
Daarom lijkt het wenselijk een niet-exclusieve catalogus
van voedermiddelen op te stellen die de exploitanten
van diervoederbedrijven op vrijwillige basis kunnen
gebruiken, met uitzondering van de vermelding van de
naam van het voedermiddel.
(29) De huidige lijsten van voedermiddelen in deel B van de
bijlage bij Richtlijn 96/25/EG en de kolommen 2 tot en
met 4 van de bijlage bij Richtlijn 82/471/EEG moeten de
eerste versie van de Communautaire catalogus van voedermiddelen
vormen. Deze eerste versie moet vervolgens
op initiatief van de belanghebbende partijen overeenkomstig
hun belangen worden aangevuld, ook door toevoeging
van nieuwe voedermiddelen.
(30) Omwille van de transparantie moet worden bepaald dat
de vertegenwoordigers van de belanghebbenden worden
ingelicht zodra een voedermiddel dat niet in die catalogus
voorkomt voor het eerst in de handel wordt gebracht.
(31) Moderne etikettering bevordert een concurrerende markt
waar dynamische, efficiënte en innovatieve marktdeelnemers
ten volle gebruik kunnen maken van etikettering
om hun producten te verkopen. Gelet op zowel de business-
to-businessrelatie tussen bedrijven bij het op de
markt brengen van veevoer als de relatie tussen de producent
en de afnemer van voeders voor gezelschapsdieren,
zouden gedragscodes voor etikettering voor deze
beide gebieden nuttige hulpmiddelen kunnen zijn om
de doelstellingen van de moderne etikettering te verwezenlijken.
In de gedragscodes moeten voorschriften
worden opgenomen die de afnemer in staat stellen om
weloverwogen keuzes te maken. Zij moeten ook de voor
de etikettering verantwoordelijke persoon belangrijke leidraden
bieden met betrekking tot diverse elementen van
L 229/4 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.9.2009
( 1 ) PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45.
( 2 ) PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.
de etikettering. In deze codes kan het kader voor facultatieve
etikettering of de presentatie van verplichte etikettering
geïnterpreteerd worden. De codes moeten op vrijwillige
basis worden gebruikt, behoudens in gevallen
waarin in de etikettering wordt aangegeven dat de codes
zijn gebruikt.
(32) De participatie van alle betrokken partijen is een cruciale
voorwaarde voor de kwaliteit en betrouwbaarheid van de
catalogus en de gedragscodes voor etikettering. De belangen
van de gebruikers moeten in aanmerking worden
genomen, zodat hun recht op juiste informatie verbeterd
wordt. De Commissie kan hiervoor zorg dragen door de
catalogus en de gedragscodes goed te keuren, mits de
inhoud ervan toepasbaar is en zij daadwerkelijk kunnen
bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen
van deze verordening.
(33) De lidstaten moeten de sancties vaststellen die van toepassing
zijn op inbreuken op deze verordening en moeten
alle nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat
die sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend,
evenredig en ontmoedigend zijn.
(34) Er is een overgangsperiode nodig, met name voor wat
betreft diervoeders met een bijzonder voedingsdoel en
het gehalte aan chemische onzuiverheden die het gevolg
zijn van het productieproces en van technische hulpstoffen.
Het verhandelen van bestaande voorraden totdat
deze zijn uitgeput, moet ook worden geregeld. Voorts
zou het zinvol kunnen zijn de voorwaarden vast te stellen
waarop diervoeder overeenkomstig deze verordening
mag worden geëtiketteerd vóór de datum waarop deze
van toepassing wordt.
(35) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk
de harmonisatie van de voorwaarden voor het in de
handel brengen en het gebruik van diervoeders, teneinde
te zorgen voor een hoog niveau van diervoederveiligheid
aldus van bescherming van de volksgezondheid, alsook
teneinde adequate informatie te verstrekken voor gebruikers
en consumenten en de goede werking van de interne
markt te versterken, niet voldoende door de lidstaten kan
worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap
kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap
maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel
zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag.
Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vastgelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(36) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen
moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit
1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot
vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van
de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden
( 1 ).
(37) In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid
worden gegeven om de lijst van middelen waarvan het
gebruik als diervoeders aan beperkingen onderhevig of
verboden is, te wijzigen, om diervoeders met bijzonder
voedingsdoel toe te laten, om een lijst van categorieën
voor de etikettering van voedermiddelen voor niet-voedselproducerende
dieren, met uitzondering van pelsdieren,
op te stellen, om de catalogus tot vaststelling van het
maximumgehalte aan chemische onzuiverheden, of de
gehalten aan botanische zuiverheden, of het vochtgehalte
of gegevens ter vervanging van de verplichte vermelding
te wijzigen, om de bijlagen in het licht van de wetenschappelijke
en technische ontwikkelingen aan te passen
en om overgangsmaatregelen te nemen. Daar het maatregelen
van algemene strekking betreft, die beogen nietessentiële
onderdelen van deze verordening te wijzigen,
onder meer door haar aan te vullen met nieuwe nietessentiële
onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens
de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde
regelgevingsprocedure met toetsing.
(38) Om redenen van doeltreffendheid moeten voor de aanneming
van bijwerkingen van de lijst van bestemmingen
de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing
toepasselijke termijnen worden ingekort. Wanneer om
dwingende urgente redenen de normaal voor de regelgevingsprocedure
met toetsing toepasselijke termijnen niet
kunnen worden nageleefd, moet de Commissie voor de
vaststelling van wijzigingen van de lijst van middelen
waarvan het in de handel brengen of het gebruik als
diervoeders aan beperkingen onderhevig of verboden
zijn, de in artikel 5 bis, lid 6, van Besluit 1999/468/EG
vastgestelde urgentieprocedure kunnen toepassen.
(39) In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 worden
de bepalingen voor de etikettering en verpakking van
toevoegingsmiddelen en voormengsels vastgesteld. In het
bijzonder de toepassing van de voorschriften inzake
voormengsels heeft voor de sector en de bevoegde autoriteiten
praktische problemen opgeleverd. Met het oog op
een meer samenhangende etikettering van voormengsels
dient dit artikel te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel
Deze verordening heeft overeenkomstig de algemene beginselen
van Verordening (EG) nr. 178/2002 tot doel de voorwaarden
voor het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders te
harmoniseren, zodat een hoog niveau van voederveiligheid en
aldus van bescherming van de volksgezondheid wordt gewaarborgd,
en er tevens adequate informatie voor de gebruikers en
consumenten wordt gegarandeerd en de goede werking van de
interne markt wordt versterkt.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld
voor het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders
voor zowel voedselproducerende als niet-voedselproducerende
dieren binnen de Gemeenschap, waaronder voorschriften inzake
etikettering, verpakking en aanbiedingsvorm.
1.9.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 229/5
( 1 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
2. Deze verordening is van toepassing onverminderd andere
communautaire bepalingen die op het gebied van de diervoeding
gelden, in het bijzonder:
a) Richtlijn 90/167/EEG;
b) Richtlijn 2002/32/EG;
c) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement
en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van
voorschriften inzake preventie, bestr?ding en uitroeiing van
bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 );
d) Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement
en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van
gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie
bestemde dierlijke bijproducten ( 2 );
e) Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement
en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders ( 3 );
f) Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement
en de Raad van 22 september 2003 betreffende de
traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde
organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde
organismen geproduceerde levensmiddelen en
diervoeders ( 4 );
g) Verordening (EG) nr. 1831/2003; en
h) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni
2007 inzake de biologische productie en de etikettering van
biologische producten ( 5 ).
3. Deze verordening is niet van toepassing op water, hetzij
door de dieren rechtstreeks tot zich genomen, hetzij met opzet
in diervoeders verwerkt. Zij is echter wel van toepassing op
diervoeders die bestemd zijn voor toediening via water.
Artikel 3
Definities
1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende
definities:
a) de definities van „diervoeders”, „diervoederbedrijf”, en „in de
handel brengen” van Verordening (EG) nr. 178/2002;
b) de definities van „toevoegingsmiddel”, „voormengsel”, „technische
hulpstof” en „dagrantsoen” van Verordening (EG) nr.
1831/2003; en
c) de definities van „inrichting” en „bevoegde autoriteit” van
Verordening (EG) nr. 183/2005.
2. De volgende definities zijn eveneens van toepassing:
a) „exploitant van een diervoederbedrijf”: natuurlijke persoon
of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving
van de bij deze verordening vastgestelde voorschriften in het
diervoederbedrijf waarover hij de leiding heeft;
b) „orale vervoedering”: het langs orale weg inbrengen van
diervoeders in het spijsverteringsstelsel van een dier, met
als doel in de voedselbehoefte van het dier te voorzien en/of
de productiviteit van gezonde dieren in stand te houden;
c) „voedselproducerende dieren”: alle dieren die worden gevoederd,
gefokt of gehouden voor de productie van levensmiddelen
voor menselijke consumptie, met inbegrip van dieren
die niet geconsumeerd worden, maar die behoren tot soorten
die in de regel voor menselijke consumptie worden
gebruikt in de Gemeenschap;
d) „niet-voedselproducerende dieren”: alle dieren die worden
gevoederd, gefokt of gehouden, maar niet voor menselijke
consumptie worden gebruikt, zoals pelsdieren, gezelschapsdieren
en dieren die in laboratoria, dierentuinen of circussen
worden gehouden;
e) „pelsdieren”: niet-voedselproducerende dieren die worden
gevoederd, gefokt of gehouden voor de productie van
bont en die niet worden gebruikt voor menselijke consumptie;
f) „gezelschapsdieren”: niet-voedselproducerende dieren die behoren
tot soorten die worden gevoederd, gefokt of gehouden,
maar in de regel niet voor menselijke consumptie in de
Gemeenschap worden gebruikt;
g) „voedermiddelen”: producten van plantaardige of dierlijke
oorsprong, waarvan het hoofddoel is te voldoen aan de
voedingsbehoeften van dieren, in natuurlijke staat, vers of
verduurzaamd, en de afgeleide producten van de industriële
verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen,
met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te
worden gebruikt voor orale vervoedering, hetzij als zodanig
rechtstreeks, hetzij na bewerking, hetzij bij de bereiding van
mengvoeders of als draagstoffen in voormengsels;
h) „mengvoeders”: mengsels van ten minste twee voedermiddelen,
met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor
orale vervoedering in de vorm van volledige diervoeders
of aanvullende diervoeders;
i) „volledige diervoeders”: mengvoeders die door hun samenstelling
toereikend zijn als dagrantsoen;
L 229/6 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.9.2009
( 1 ) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
( 2 ) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.
( 3 ) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
( 4 ) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.
( 5 ) PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
j) „aanvullende diervoeders”: mengvoeders met een hoog gehalte
aan bepaalde stoffen, die echter, wegens hun samenstelling,
slechts toereikend zijn als dagrantsoen indien zij
samen met andere diervoeders worden gebruikt;
k) „mineraalvoeders”: aanvullende diervoeders die ten minste
40 % ruwe as bevatten;
l) „melkvervangers”: mengvoeders die in droge staat of na
oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof worden toegediend
en bestemd zijn voor het voederen van jonge dieren,
zulks als aanvulling of ter vervanging van de moedermelk
na de biestperiode dan wel voor het voederen van
jonge dieren zoals slachtkalveren, -lammeren of -geitenlammeren;
m) „draagstof”: stof die gebruikt wordt om een toevoegingsmiddel
op te lossen, te verdunnen, te dispergeren of op een
andere wijze fysisch te wijzigen om de verwerking, de toepassing
of het gebruik van het toevoegingsmiddel te vergemakkelijken,
zonder de technologische functie ervan te
veranderen en zonder zelf enig technologisch effect uit te
oefenen;
n) „bijzonder voedingsdoel”: het doel te voldoen aan de specifieke
voedingsbehoeften van bepaalde categorieën dieren
waarvan het spijsverterings- of het absorptiemechanisme,
dan wel het metabolisme, tijdelijk of onherstelbaar verstoord
is of tijdelijk of onherstelbaar verstoord kan zijn,
en die daarom baat kunnen hebben bij de inname van
een aan hun toestand aangepast diervoeder;
o) „diervoeders met bijzonder voedingsdoel”: diervoeders die
aan een bijzonder voedingsdoel kunnen voldoen op grond
van hun bijzondere samenstelling of het bijzondere, bij hun
vervaardiging toegepaste procedé, en die zich hierdoor duidelijk
onderscheiden van gewone diervoeders. Tot de diervoeders
met een bijzonder voedingsdoel behoren niet de
diervoeders met een medicinale werking in de zin van
Richtlijn 90/167/EEG;
p) „verontreinigde materialen”: diervoeder dat ongewenste stoffen
bevat in een gehalte dat de krachtens Richtlijn
2002/32/EG aanvaardbare gehalten overschrijdt;
q) „minimumhoudbaarheid”: de periode waarvoor de voor de
etikettering verantwoordelijke persoon garandeert dat de
diervoeders hun opgegeven eigenschappen behouden indien
zij in passende omstandigheden worden bewaard; slechts
één minimumhoudbaarheid mag voor het diervoeder als
geheel worden opgegeven; deze minimumhoudbaarheid
wordt berekend op basis van de minimumhoudbaarheid
van elk van de bestanddelen ervan;
r) „partij” of „lot”: een identificeerbare hoeveelheid diervoeder
waarbij gemeenschappelijke kenmerken zijn vastgesteld, zoals
herkomst, soort, type verpakking, verpakker, verzender
of etikettering; en in het geval van een productieproces, een
eenheid productie van een bedrijf dat bij de productie gebruikmaakt
van uniforme parameters of een aantal van dergelijke
eenheden, die direct na elkaar worden geproduceerd
en samen worden opgeslagen;
s) „etikettering”: alle woorden, gegevens, merk- of handelsnamen,
afbeeldingen of tekens die op een diervoeder betrekking
hebben en die op informatiedragers, zoals verpakking,
recipiënt, bijsluiter, etiket, document, band, kraag of het
internet zijn aangebracht of vermeld, en die betrekking hebben
op dit diervoeder of dit vergezellen, inclusief voor reclamedoeleinden;
t) „etiket”: elk(e) label, merknaam, merkteken of afbeelding of
ander beschrijvend materiaal, geschreven, gedrukt, gestencild,
als merkteken aangebracht, in reliëf uitgevoerd of ingeperst
op of bevestigd aan een verpakking of recipiënt van
diervoeder; en
u) „aanbiedingsvorm”: de vorm, het uiterlijk of de verpakking
en het voor het diervoeder gebruikte verpakkingsmateriaal,
de wijze waarop zij worden gepresenteerd, alsmede de omgeving
waarin zij worden uitgestald.
HOOFDSTUK 2
ALGEMENE EISEN
Artikel 4
Veiligheids- en handelsvoorschriften
1. Diervoeders mogen alleen in de handel worden gebracht
en gebruikt indien:
a) zij veilig zijn; en
b) zij niet rechtstreeks een nadelig effect op het milieu of het
dierenwelzijn hebben.
De voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr.
178/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op diervoeders
voor niet-voedselproducerende dieren.
2. In aanvulling op de in lid 1 van dit artikel vermelde voorschriften
zorgen exploitanten van een diervoederbedrijf die diervoeders
in de handel brengen ervoor dat het diervoeder:
a) gezond, deugdelijk, zuiver, geschikt voor het beoogde doel
en van goede handelskwaliteit is; en
b) geëtiketteerd, verpakt en aangeboden wordt overeenkomstig
de voorschriften van deze verordening en andere toepasselijke
Gemeenschapswetgeving.
De voorschriften van artikel 16 van Verordening (EG) nr.
178/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op diervoeders
voor niet-voedselproducerende dieren.
1.9.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 229/7
3. Diervoeders voldoen aan de technische voorschriften inzake
onzuiverheden en andere chemische determinanten als
bedoeld in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 5
Verantwoordelijkheid en verplichtingen van
diervoederbedrijven
1. De verplichtingen van exploitanten van diervoederbedrijven
als vastgelegd in de artikelen 18 en 20 van Verordening
(EG) nr. 178/2002 en artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr.
183/2005 zijn van overeenkomstige toepassing voor wat betreft
diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren.
2. De voor de etikettering van diervoeders verantwoordelijke
persoon stelt de bevoegde autoriteiten alle gegevens ter beschikking
betreffende de samenstelling of de geclaimde eigenschappen
van de diervoeders die deze persoon in de handel brengt,
zodat kan worden nagegaan of de in de etikettering aangebrachte
informatie nauwkeurig is, met inbegrip van de exacte
gewichtspercentages van de in mengvoeder gebruikte voedermiddelen.
3. Om dwingende urgente redenen in verband met de gezondheid
van mens en dier of met het milieu, en onverminderd
het bepaalde in Richtlijn 2004/48/EG, kan de bevoegde autoriteit
de informatie waarover zij krachtens lid 2 van dit artikel
beschikt aan de afnemer verstrekken, mits zij, na afweging van
de respectievelijke legitieme belangen van producenten en afnemers,
tot de slotsom komt dat het gerechtvaardigd is deze
informatie te verstrekken. Eventueel kan de bevoegde autoriteit
aan het verstrekken van dergelijke informatie de voorwaarde
verbinden dat de afnemer een vertrouwelijkheidsverklaring ondertekent.
Artikel 6
Beperking en verbod
1. Diervoeders bevatten geen of bestaan niet uit middelen
waarvan het in de handel brengen of het gebruik als diervoeding
aan beperkingen onderhevig of verboden is. De lijst van deze
materialen is opgenomen in bijlage III.
2. De Commissie wijzigt de lijst van middelen waarvan het in
de handel brengen of het gebruik als diervoeding aan beperkingen
onderhevig of verboden is in het licht van met name wetenschappelijke
gegevens, de technologische vooruitgang, meldingen
in het kader van het RASFF of de bevindingen
van officiële controles overeenkomstig Verordening (EG)
nr. 882/2004.
Deze maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van
deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden
vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure
met toetsing.
Voor de vaststelling van die maatregelen kan de Commissie om
dwingende urgente redenen gebruikmaken van de in artikel 28,
lid 5, bedoelde urgentieprocedure.
HOOFDSTUK 3
IN DE HANDEL BRENGEN VAN SPECIFIEKE SOORTEN
DIERVOEDERS
Artikel 7
Kenmerken van soorten diervoeders
1. Overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 28,
lid 3, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen ter verduidelijking
van het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen
en andere producten zoals diergeneesmiddelen.
2. Indien noodzakelijk kan de Commissie maatregelen vaststellen
om te verduidelijken of een product een diervoeder in de
zin van deze verordening is.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële elementen van
deze verordening te wijzigen, door haar aan te vullen, worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 28, lid 4, bedoelde
regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 8
Gehalte aan toevoegingsmiddelen
1. Onverminderd de gebruiksvoorwaarden overeenkomstig
de rechtshandeling waarbij de respectieve toevoegingsmiddelen
worden toegelaten, mogen voedermiddelen en aanvullende diervoeders
geen toevoegingsmiddelen bevatten die met een gehalte
van meer dan honderd maal het desbetreffende vastgestelde
maximumgehalte in volledige diervoeders, of vijfmaal in het
geval van coccidiostatica en histomonostatica, zijn verwerkt.
2. Het in lid 1 genoemde gehalte van meer dan honderd
maal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte mag
slechts worden overschreden indien de samenstelling van de
betreffende producten beantwoordt aan het beoogde bijzondere
voedingsdoel van de desbetreffende bestemming in de zin van
artikel 10 van deze verordening. De voorwaarden voor het
gebruik van dergelijke diervoeders worden nader gespecificeerd
in de lijst van bestemmingen. Inrichtingen onder controle van
een producent van dergelijke diervoeders, die toevoegingsmiddelen
gebruiken als vermeld in hoofdstuk 2 van bijlage IV bij
Verordening (EG) nr. 183/2005, dienen overeenkomstig
artikel 10, punt 1, b), van die verordening te zijn erkend.
Artikel 9
Verhandelen van diervoeders met een bijzonder
voedingsdoel
Diervoeders met een bijzonder voedingsdoel mogen slechts als
zodanig verhandeld worden indien de bestemming ervan voorkomt
in de overeenkomstig artikel 10 opgestelde lijst van bestemmingen,
en indien zij voldoen aan de essentiële voedingskenmerken
voor het desbetreffende, in die lijst vermelde bijzondere
voedingsdoel.
Artikel 10
Lijst van bestemmingen van diervoeders met een bijzonder
voedingsdoel
1. De Commissie kan de lijst van bestemmingen, zoals die is
opgenomen in Richtlijn 2008/38/EG, bijwerken door een bestemming
toe te voegen of te schrappen of de voorwaarden in
L 229/8 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.9.2009
verband met een bijzondere bestemming toe te voegen, te
schrappen of te wijzigen.
2. De procedure voor het bijwerken van de lijst van bestemmingen
kan worden ingezet op verzoek van een in de Gemeenschap
gevestigde natuurlijke of rechtspersoon of van een lidstaat.
Het verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Een geldig
verzoek omvat een dossier waaruit blijkt dat de specifieke samenstelling
van het diervoeder voldoet aan het beoogde bijzondere
voedingsdoel en dat het geen nadelige uitwerking heeft op
de gezondheid van dieren en mensen, het milieu en het dierenwelzijn.
3. De Commissie stelt dit verzoek samen met het dossier
onverwijld ter beschikking van de lidstaten.
4. Indien er op grond van de beschikbare wetenschappelijke
en technische gegevens redenen zijn om te veronderstellen dat
het gebruik van het specifieke diervoeder wellicht niet aan het
beoogde bijzondere voedingsdoel voldoet of een negatieve uitwerking
heeft op de gezondheid van dieren en mensen, het
milieu of het dierenwelzijn, vraagt de Commissie binnen drie
maanden na ontvangst van een geldig verzoek het advies van de
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit”
genoemd). De Autoriteit brengt binnen zes maanden na
ontvangst van het verzoek advies uit. Deze termijn wordt verlengd
wanneer de Autoriteit aanvullende informatie van de verzoeker
verlangt.
5. Binnen zes maanden nadat zij een geldig verzoek heeft
ontvangen of — in voorkomend geval — nadat zij advies van
de Autoriteit heeft ontvangen, stelt de Commissie een verordening
vast tot bijwerking van de lijst van bestemmingen, mits
voldaan is aan de in lid 2 genoemde voorwaarden.
Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening
beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden
vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 6, bedoelde regelgevingsprocedure
met toetsing.
6. In afwijking van lid 5 beëindigt de Commissie, binnen zes
maanden nadat zij een geldig verzoek heeft ontvangen of — in
voorkomend geval — nadat zij advies van de Autoriteit heeft
ontvangen, de procedure en besluit zij niet over te gaan tot
bijwerking, ongeacht de fase van de procedure, indien zij van
oordeel is dat die bijwerking niet gerechtvaardigd is. De Commissie
doet zulks overeenkomstig de in artikel 28, lid 3, bedoelde
regelgevingsprocedure.
In dergelijke gevallen stelt de Commissie, zo nodig, de verzoeker
en de lidstaten hiervan direct in kennis en geeft zij in haar
brief de redenen aan waarom zij van oordeel is dat bijwerking
niet gerechtvaardigd is.
7. De Commissie kan volgens de in artikel 28, lid 3, bedoelde
regelgevingsprocedure uitvoeringsmaatregelen vaststellen
in verband met de opstelling en indiening van het verzoek.
HOOFDSTUK 4
ETIKETTERING, AANBIEDINGSVORM EN VERPAKKING
Artikel 11
Beginselen van de etikettering en de aanbiedingsvorm
1. De etikettering en de aanbiedingsvorm van het diervoeder
zijn niet misleidend voor de gebruiker, met name:
a) wat betreft de bestemming of de kenmerken van het diervoeder,
met name de aard, het bij de vervaardiging of productie
toegepaste procedé, eigenschappen, samenstelling,
hoeveelheid, houdbaarheid en het soort of de categorie dieren
waarvoor het is bedoeld;
b) door aan het diervoeder effecten of kenmerken toe te schrijven
die het niet bezit, of door te suggereren dat het bijzondere
kenmerken vertoont, hoewel alle soortgelijke diervoeders
dezelfde kenmerken bezitten; of
c) wat betreft de conformiteit van de etikettering met de communautaire
catalogus en de communautaire gedragscodes als
bedoeld in de artikelen 24 en 25.
2. Voedermiddelen of mengvoeders die onverpakt of in nietgesloten
verpakkingen of recipiënten overeenkomstig artikel 23,
lid 2, worden verhandeld, gaan vergezeld van een document
met alle verplichte etiketteringsgegevens overeenkomstig deze
verordening.
3. Wanneer diervoeders te koop worden aangeboden door
middel van een techniek voor communicatie op afstand zoals
omschreven in artikel 2 van Richtlijn 97/7/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming
van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten
( 1 ), worden de door deze verordening voorgeschreven verplichte
etiketteringgegevens, met uitzondering van de gegevens
vermeld in artikel 15, onder b), d) en e), en artikel 16, lid 2,
onder c), of in artikel 17, lid 1, onder d), vermeld op het
materiaal ter ondersteuning van de verkoop op afstand of kenbaar
gemaakt via andere passende middelen alvorens de overeenkomst
op afstand wordt gesloten. De gegevens bedoeld in
artikel 15, onder b), d) en e), en artikel 16, lid 2, onder c), of
artikel 17, lid 1, onder d), worden uiterlijk op het tijdstip van
levering van het diervoeder verstrekt.
4. In bijlage II zijn nadere etiketteringsbepalingen opgenomen
ter aanvulling van die welke in dit hoofdstuk zijn vastgelegd.
5. Bijlage IV bevat de toegestane toleranties voor afwijkingen
tussen in de etikettering vermelde waarden betreffende de samenstelling
van een voedermiddel of mengvoeder en de bij de
officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr.
882/2004 geanalyseerde waarden.
1.9.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 229/9
( 1 ) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.
Artikel 12
Verantwoordelijkheid
1. De voor de etikettering verantwoordelijke persoon draagt
zorg voor de aanwezigheid en inhoudelijke nauwkeurigheid van
de etiketteringsgegevens.
2. De voor de etikettering verantwoordelijke persoon is de
exploitant van een diervoederbedrijf die het diervoeder als eerste
in de handel brengt, of, in voorkomend geval, de exploitant van
een diervoederbedrijf onder wiens naam of handelsnaam het
voeder wordt verhandeld.
3. Voor zover de activiteiten van de exploitant van een diervoederbedrijf
van invloed zijn op de etikettering binnen het
bedrijf onder zijn leiding, ziet hij erop toe dat de ongeacht
via welk medium verstrekte informatie aan de voorschriften
van deze verordening voldoet.
4. Een exploitant van een diervoederbedrijf die verantwoordelijk
is voor activiteiten met betrekking tot de detailhandel of
distributie die niet van invloed zijn op de etikettering, draagt
naar beste vermogen bij tot de naleving van de etiketteringsvoorschriften,
met name door geen diervoeders te leveren waarvan
hij weet of op grond van de hem ter beschikking staande
gegevens beroepshalve had moeten concluderen dat deze niet
aan die voorschriften voldoen.
5. In het bedrijf onder zijn leiding draagt een exploitant van
een diervoederbedrijf er zorg voor dat verplichte etiketteringsgegevens
in alle stadia van de voedselketen worden doorgegeven,
zodat de eindgebruiker van het diervoeder in overeenstemming
met deze verordening over de benodigde informatie kan
beschikken.
Artikel 13
Claims
1. De etikettering en de aanbiedingsvorm van voedermiddelen
en mengvoeders kunnen de aandacht vestigen op de aanwezigheid
of het ontbreken van een stof in het diervoeder, op
een specifiek voedingskenmerk of -procedé of op een specifieke
daarmee samenhangende functie, mits aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
a) de claim is objectief, verifieerbaar door de bevoegde autoriteiten
en begrijpelijk voor de gebruiker van het diervoeder;
en
b) de voor de etikettering verantwoordelijke persoon stelt op
verzoek van de bevoegde autoriteit een wetenschappelijke
onderbouwing van de claim ter beschikking, hetzij door
middel van algemeen beschikbare wetenschappelijke gegevens,
hetzij op basis van met bewijsstukken gestaafd onderzoek
van het bedrijf. De wetenschappelijke onderbouwing is
beschikbaar op het tijdstip dat het diervoeder in de handel
wordt gebracht. De afnemers hebben het recht om hun
twijfels over de betrouwbaarheid van de claim onder de
aandacht van de bevoegde autoriteit te brengen. Indien de
conclusie luidt dat de claim niet voldoende onderbouwd is,
wordt de etikettering met betrekking tot die claim beschouwd
als misleidend in de zin van artikel 11. Indien de
bevoegde autoriteit twijfels heeft over de wetenschappelijke
onderbouwing van de claim, kan zij de kwestie aan de Commissie
voorleggen. De Commissie kan overeenkomstig de
raadplegingsprocedure van artikel 28, lid 2, een besluit nemen,
zo nodig na het advies van de Autoriteit te hebben
ingewonnen.
2. Onverminderd lid 1 zijn claims betreffende de optimalisering
van de voeding en de ondersteuning of bescherming van de
fysiologische toestand toegestaan, tenzij zij een claim als bedoeld
in lid 3, onder a), behelzen.
3. De etikettering en de aanbiedingsvorm van voedermiddelen
en mengvoeders mogen niet de indruk wekken dat:
a) het diervoeder een ziekte voorkomt, behandelt of geneest,
met uitzondering van coccidiostatica en histomonostatica,
zoals toegestaan uit hoofde van Verordening (EG) nr.
1831/2003; dit punt is echter niet van toepassing op claims
betreffende voedingsonevenwichtigheden, mits daarmee geen
ziektesymptomen worden geassocieerd;
b) het diervoeder een bijzonder voedingsdoel heeft als bepaald
in de in artikel 9 bedoelde lijst van bestemmingen, tenzij het
aan de daarin vermelde vereisten voldoet.
4. In de specificaties van de communautaire gedragscodes als
bedoeld in artikel 25 kunnen de in de leden 1 en 2 bedoelde
voorschriften worden opgenomen.
Artikel 14
Aanbiedingsvorm van etiketteringsgegevens
1. De verplichte etiketteringsgegevens worden volledig op
een opvallende plaats op de verpakking, het recipiënt, een daaraan
bevestigd etiket of het begeleidende document bedoeld in
artikel 11, lid 2, duidelijk, goed leesbaar en onuitwisbaar vermeld
in ten minste de taal of een van de officiële talen van de
lidstaat of de regio waar het diervoeder in de handel wordt
gebracht.
2. De verplichte etiketteringsgegevens zijn gemakkelijk herkenbaar
en worden niet door andere informatie aan het oog
onttrokken. Zij worden in een kleur, lettersoort en -grootte
aangebracht waardoor geen enkel gedeelte van de informatie
aan het oog onttrokken of benadrukt wordt, tenzij deze afwijking
tot doel heeft om de aandacht op voorzorgsmaatregelen te
vestigen.
3. In de communautaire gedragscodes als bedoeld in
artikel 25 kunnen specificaties van de in de leden 1 en 2
bedoelde voorschriften en van de aanbiedingsvorm van de facultatieve
etikettering als bedoeld in artikel 22 worden opgenomen.
Artikel 15
Algemene verplichte etiketteringsvoorschriften
Een voedermiddel of een mengvoeder wordt alleen in de handel
gebracht indien de volgende gegevens middels etikettering vermeld
worden:
a) het soort diervoeder: „voedermiddel”, „volledig diervoeder” of
„aanvullend diervoeder”, naargelang het geval;
L 229/10 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.9.2009
— bij „volledig diervoeder” kan in voorkomend geval de
benaming „volledige melkvervanger” worden gebruikt;
— bij „aanvullend diervoeder” kunnen in voorkomend geval
de volgende benamingen worden gebruikt: „mineraalvoeder”
of „aanvullende melkvervanger”;
— voor andere gezelschapsdieren dan katten en honden kan
„volledig diervoeder” of „aanvullend diervoeder” worden
vervangen door „mengvoeder”;
b) de naam of handelsnaam en het adres van de voor de etikettering
verantwoordelijke exploitant van het diervoederbedrijf;
c) indien beschikbaar, het erkenningnummer van de voor de
etikettering verantwoordelijke persoon dat overeenkomstig
artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 voor bedrijven
die erkend zijn overeenkomstig artikel 23, lid 2, onder
a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1774/2002, of overeenkomstig
artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1774/2002
dan wel overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr.
183/2005 toegekend is. Indien de voor de etikettering verantwoordelijke
persoon over verscheidene erkenningsnummers
beschikt, gebruikt hij het overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 183/2005 toegekende nummer;
d) het referentienummer van de partij of het lot;
e) de nettohoeveelheid, uitgedrukt in massa-eenheden voor
vaste producten en in massa- of volume-eenheden voor
vloeibare producten;
f) de lijst van toevoegingsmiddelen, voorafgegaan door het opschrift
„toevoegingsmiddelen”, overeenkomstig hoofdstuk I
van bijlage VI of VII, naargelang het geval, en onverminderd
de etiketteringsvoorschriften vastgesteld in het rechtsinstrument
waarbij de respectievelijke toevoegingsmiddelen werden
toegelaten; en
g) het vochtgehalte overeenkomstig punt 6 van bijlage I.
Artikel 16
Specifieke verplichte etiketteringsvoorschriften voor
voedermiddelen
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 bevat de etikettering
van voedermiddelen ook:
a) de naam van het voedermiddel; deze naam wordt gebruikt in
overeenstemming met artikel 24, lid 5; en
b) de verplichte vermelding die overeenstemt met de desbetreffende
categorie van de lijst in bijlage V; de verplichte vermelding
kan worden vervangen door de gegevens welke
voor elk voedermiddel van de desbetreffende categorie zijn
vermeld in de in artikel 24 bedoelde communautaire catalogus.
2. Naast de in lid 1 bedoelde voorschriften, bevat de etikettering
van voedermiddelen de volgende informatie wanneer er
toevoegingsmiddelen in de voedermiddelen zijn verwerkt:
a) de diersoort of categorie dieren waarvoor het voedermiddel
bestemd is, indien de desbetreffende toevoegingsmiddelen
niet voor alle diersoorten zijn toegelaten of wanneer in de
toelating ervan maximumgehalten gelden voor bepaalde diersoorten;
b) een gebruiksaanwijzing overeenkomstig bijlage II, punt 4,
indien er voor de desbetreffende toevoegingsmiddelen een
maximumgehalte is vastgesteld; en
c) de minimumhoudbaarheid indien andere dan technologische
toevoegingsmiddelen zijn verwerkt.
Artikel 17
Specifieke verplichte etiketteringsvoorschriften voor
mengvoeders
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 bevat de etikettering
van mengvoeders ook het volgende:
a) de diersoorten of categorieën dieren waarvoor het mengvoeder
is bestemd;
b) de gebruiksaanwijzing met vermelding van de bestemming
van het diervoeder; deze gebruiksaanwijzing is, indien van
toepassing, in overeenstemming met bijlage II, punt 4;
c) indien de producent niet de voor de etikettering verantwoordelijke
persoon is, worden de volgende gegevens verstrekt:
— de naam of handelsnaam en het adres van de producent,
of
— het erkenningsnummer van de producent als bedoeld in
artikel 15, onder c), of een identificatienummer in de zin
van de artikelen 9, 23 of 24 van Verordening (EG) nr.
183/2005; wanneer een dergelijk nummer niet beschikbaar
is, wordt op verzoek van de producent of van de
importerende exploitant van een diervoederbedrijf een
identificatienummer toegekend overeenkomstig het in
hoofdstuk II van bijlage V bij Verordening (EG) nr.
183/2005 voorgeschreven formaat;
d) de vermelding van de minimumhoudbaarheid overeenkomstig
de volgende voorschriften:
— „te gebruiken tot …”, gevolgd door de vermelding van
een bepaalde dag in het geval van door afbraakprocessen
zeer bederfelijke diervoeders;
— „ten minste houdbaar tot …”, gevolgd door de vermelding
van een bepaalde maand voor andere diervoeders.
Indien de datum van vervaardiging op het etiket wordt vermeld,
kan de minimumhoudbaarheidsdatum eveneens worden
vermeld als „… (termijn in dagen of maanden) na de
datum van vervaardiging”;
e) de lijst van de voedermiddelen waaruit het diervoeder bestaat,
voorafgegaan door het opschrift „samenstelling”, waarbij
de naam van ieder voedermiddel in overeenstemming met
1.9.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 229/11
artikel 16, lid 1, onder a), en in dalende volgorde van gewicht
berekend op basis van het vochtgehalte in het mengvoeder,
wordt vermeld; die lijst mag ook het gewichtspercentage
bevatten; en
f) in voorkomend geval, de verplichte vermeldingen overeenkomstig
hoofdstuk II van bijlage VI of VII.
2. Voor de in lid 1, onder e), bedoelde lijst gelden de volgende
voorschriften:
a) de naam en het gewichtspercentage van een voedermiddel
worden vermeld indien de aanwezigheid ervan in woord of
beeld of als grafische voorstelling in de etikettering wordt
benadrukt;
b) indien de gewichtspercentages van de in mengvoeder verwerkte
voedermiddelen voor voedselproducerende dieren
niet in de etikettering worden vermeld, stelt de voor de
etikettering verantwoordelijke persoon, onverminderd Richtlijn
2004/48/EG, de afnemer op verzoek informatie ter beschikking
betreffende de kwantitatieve samenstelling binnen
een bereik van +/– 15 % van de waarde volgens de voederformulering;
en
c) in het geval van voor niet-voedselproducerende dieren, met
uitzondering van pelsdieren, bestemd mengvoeder kan de
vermelding van de specifieke benaming van het voedermiddel
worden vervangen door de benaming van de categorie
waartoe de voedermiddelen behoren.
3. Om dwingende urgente redenen in verband met de gezondheid
van mens en dier of met het milieu, en onverminderd
Richtlijn 2004/48/EG, kan de bevoegde autoriteit informatie
waarover zij krachtens artikel 5, lid 2, beschikt aan de afnemer
verstrekken, mits zij, na afweging van de respectievelijke legitieme
belangen van producenten en afnemers, tot de slotsom
komt dat het gerechtvaardigd is deze informatie te verstrekken.
Eventueel kan de bevoegde autoriteit aan het verstrekken van
dergelijke informatie de voorwaarde verbinden dat de afnemer
een vertrouwelijkheidsverklaring ondertekent.
4. Voor de toepassing van lid 2, onder c), stelt de Commissie
een lijst van categorieën van voedermiddelen op, die in plaats
van de afzonderlijke voedermiddelen in de etikettering van diervoeders
voor niet-voedselproducerende dieren, met uitzondering
van pelsdieren, kunnen worden vermeld.
Die maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze
verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld
volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure
met toetsing.
Artikel 18
Aanvullende verplichte etiketteringsvoorschriften voor
diervoeders met een bijzonder voedingsdoel
Onverminderd de algemene verplichte voorschriften overeenkomstig
artikel 15, 16 of 17, wordt op het etiket voor diervoeders
met een bijzonder voedingsdoel ook de volgende informatie
vermeld:
a) de kwalificatie „dieet”, die uitsluitend is bestemd voor diervoeders
met een bijzonder voedingsdoel, in combinatie met
de benaming van het diervoeder overeenkomstig artikel 15,
onder a);
b) de voor de desbetreffende bestemmingen in kolom 1 tot en
met 6 van de in artikel 9 bedoelde lijst van bestemmingen
voorgeschreven gegevens; en
c) de vermelding dat vóór het gebruik van het diervoeder of
vóór de verlenging van de gebruikstermijn het advies van
een voedingsdeskundige of een dierenarts moet worden ingewonnen.
Artikel 19
Aanvullende verplichte etiketteringsvoorschriften voor
voeders voor gezelschapsdieren
Op het etiket van voeders voor gezelschapsdieren wordt een
gratis telefoonnummer of een ander passend communicatiemiddel
vermeld, zodat de afnemer naast de verplichte gegevens
aanvullende informatie kan ontvangen over:
a) de in het voeder voor gezelschapsdieren verwerkte toevoegingsmiddelen;
en
b) de verwerkte voedermiddelen waarvan de categorie overeenkomstig
artikel 17, lid 2, onder c), wordt vermeld.
Artikel 20
Aanvullende verplichte etiketteringsvoorschriften voor
niet-conforme diervoeders
1. In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 15, 16, 17
en 18 worden diervoeders die niet voldoen aan de communautaire
wettelijke vereisten als vastgelegd in bijlage VIII, zoals verontreinigde
materialen, voorzien van de etiketteringsgegevens
die in die bijlage worden vermeld.
2. De Commissie kan bijlage VIII wijzigen om deze te doen
aansluiten bij het wetgevingsproces met het oog op de ontwikkeling
van normen.
Die maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze
verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld
volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure
met toetsing.
Artikel 21
Afwijkingen
1. De gegevens bedoeld in artikel 15, onder c), d), e) en g),
en artikel 16, lid 1, onder b), hoeven niet te worden vermeld
indien de afnemer vóór elke transactie schriftelijk heeft afgezien
van deze informatie. Een transactie kan uit verscheidene zendingen
bestaan.
L 229/12 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.9.2009
2. Op verpakte diervoeders mogen de gegevens bedoeld in
artikel 15, onder c), d) en e), en artikel 16, lid 2, onder c), of
artikel 17, lid 1, onder c), d) en e), op de verpakking buiten het
etiket als bedoeld in artikel 14, lid 1, worden aangebracht. In
dergelijke gevallen wordt vermeld waar deze gegevens te vinden
zijn.
3. Onverminderd bijlage I bij Verordening (EG) nr. 183/2005
zijn de in artikel 15, onder c), d), e) en g), en artikel 16, lid 1,
onder b), bedoelde gegevens niet verplicht voor voedermiddelen
die geen toevoegingsmiddelen bevatten, met uitzondering van
conserveermiddelen of inkuiladditieven, en die door een exploitant
van een diervoederbedrijf worden geproduceerd en overeenkomstig
artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 183/2005
aan een gebruiker van diervoeders in het stadium van de primaire
productie voor gebruik in zijn eigen bedrijf worden geleverd.
4. Voor mengsels van hele granen, zaden en vruchten zijn de
verplichte vermeldingen overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder
f), niet vereist.
5. In het geval van mengvoeder dat uit niet meer dan drie
voedermiddelen bestaat, zijn de gegevens bedoeld in artikel 17,
lid 1, onder a) en b), niet nodig als uit de beschrijving duidelijk
blijkt welke voedermiddelen gebruikt zijn.
6. Wanneer het gaat om voedermiddelen of om mengvoeder
in hoeveelheden van niet meer dan 20 kg, bestemd voor de
eindgebruiker en onverpakt verkocht, mogen de in de artikelen
15, 16 en 17 bedoelde gegevens onder de aandacht van de
koper worden gebracht door middel van een daartoe bestemde
kenni

honden page profiel TIBOTIBO 3 doggies

honden foto van TIBO

honden page profiel StippeltjeStippeltje 3 doggies

honden foto van Stippeltje

" We hebben lang gesproken over de ophef m.b.t. de analyses van onze Tammenga Mixen.
We wilden wachten totdat we alle producten hadden laten analyseren en dan alles in één keer op de site zetten. Maar nu er zoveel ophef is hebben we gedacht dat het misschien goed is om de analyse van de Compleet mix, welke we inmiddels hebben laten uitvoeren, wel al op de site te vermelden. In de bijlage ontvangt u de uitslag van de analyse persoonlijk opdat u weet dat we er weldegelijk mee bezig zijn. Het is erg prijzig om een analyse te  laten uitvoeren, vandaar dat we eerst met één analyse komen en de rest zal volgen. "

OPHEF ?!?
Ze hebben vorig jaar beloofd dat 'ze bezig waren' met analyses. Vervolgens laten ze iedereen doodleuk wachten. Als je een mailtje stuurde waarin je vroeg wanneer de analyses kwamen kreeg je geen antwoord. Dan hebben ze het nu over OPHEF ?!?

Ze hebben inderdaad zwaar onderschat hoe 'prijzig' het is om een bedrijf te runnen. Daar hoeft de klant toch niet de dupe van te worden ?

honden foto van Willemijn _ baasje van Ogin (Ozjin)  _    Bams ¥ .

toch fijn dat ze analyseren. ja toch ?

kunnen we met een gerust hart tammenga mix inslaan. :-D

honden page profiel StippeltjeStippeltje 3 doggies

honden foto van Stippeltje

Als ze hier 13 maanden over hebben gedaan dan kunnen we nog wat jaartjes uittrekken voor de rest.

honden page profiel D&GD&G 3 doggies

honden foto van D&G

" Als ze hier 13 maanden over hebben gedaan dan kunnen we nog wat jaartjes uittrekken voor de rest. "

geduld is een schone zaak;-)

honden page profiel RoosjeRoosje 3 doggies

honden foto van Roosje

Ik vind het maar vreemd en ik zal het dus ook niet inslaan..

honden page profiel Chantal » Jessy «Chantal » Jessy « 3 doggies

honden foto van Chantal » Jessy «

" toch fijn dat ze analyseren. ja toch ?

kunnen we met een gerust hart tammenga mix inslaan.  :-D "

Of niet O-)

Nee serieus deze analyses is wel een stap in de goede richting voor tammenga maar het komt er hier echt niet meer in. 
Trouwens ik vind, maar dat zal ik wel zijn, het aandeel calcium laag.
Jessy heeft nooit de mix gehad maar als de andere ook zo weinig calcium bevatten zou dat wel de rede kunnen zijn van Jessy der slappe poep :-D Ik vind dit namelijk al laag en ze hadden het toen al verhoogd (nadat ik het gekocht) omdat er veel honden slappe poep op hadden.

honden page profiel Maxine, Mira en TuurMaxine, Mira en Tuur 3 doggies

honden foto van Maxine, Mira en Tuur

hier terug tammenga vleesmixen in huis gehaald vandaag ;-)

honden foto van Willemijn _ baasje van Ogin (Ozjin)  _    Bams ¥ .

niemand moet vlees in huis halen als het niet goed aanvoelt, maar de analyse van de tammengamix is goed, niets mis mee.

er zijn altijd honden die het op anderen kvv,s ook niet goed doen, kijk naar je hond, bestel tammenga als je er tevreden mee bent, anders niet doen.

honden page profiel StippeltjeStippeltje 3 doggies

honden foto van Stippeltje

"
Of niet O-)

Nee serieus deze analyses is wel een stap in de goede richting voor tammenga maar het komt er hier echt niet meer in. 
Trouwens ik vind, maar dat zal ik wel zijn, het aandeel calcium laag.
Jessy heeft nooit de mix gehad maar als de andere ook zo weinig calcium bevatten zou dat wel de rede kunnen zijn van Jessy der slappe poep :-D Ik vind dit namelijk al laag en ze hadden het toen al verhoogd (nadat ik het gekocht) omdat er veel honden slappe poep op hadden. "

Al die slappe poep heeft waarschijnlijk toch aan het produkt gelegen en niet aan de hond. Er zijn natuurlijk honden die het werkelijk overal goed op doen maar dat ligt dan aan de hond en niet aan produkt. De meeste honden reageren echt wel op te weinig of teveel calcium.

Ik ben ook heel benieuwd naar de analyse van de smaak Paard. Daar zou lintzaagslijpsel van paardenbotten in zitten. Kan niet wachten om te zien hoe daar de verhoudingen van zijn.

honden foto van Willemijn _ baasje van Ogin (Ozjin)  _    Bams ¥ .

nemen waar je hond het goed op doet, er zijn vele die het op tammenga goed doen, en ook die het er niet op goed doen, jouw hond niet, dan niet nemen.

en er is een begin gemaakt voor analyses, alleen maar fijn. dan kan je met een gerust hart tammenga nemen, de anderen analyses komen er ook.

en stippeltje niet nu zeggen, dat kost hun jaren, ze komen er aan. :-D

honden page profiel RoosjeRoosje 3 doggies

honden foto van Roosje

" nemen waar je hond het goed op doet, er zijn vele die het op tammenga goed doen, en ook die het er niet op goed doen, jouw hond niet, dan niet nemen.

en er is een begin gemaakt voor analyses, alleen maar fijn. dan kan je met een gerust hart tammenga nemen, de anderen analyses komen er ook.

en stippeltje niet nu zeggen, dat kost hun jaren, ze komen er aan.  :-D "

Ben je zelf van Tammenga?

honden foto van Willemijn _ baasje van Ogin (Ozjin)  _    Bams ¥ .

Bamse ? die krijgt alles, wat er is. zeven diersoorten per week, dus echt van alles, kvv en barf.

of ze het er goed op doet ? ja. op alles.

iedere dag wat anders.

ik ben blij dat Tammenga analyseerd, dat is een pluspunt, en de analyse is goed, mooier kan het toch niet, er is vraag naar dit produkt, nou mooi dat ze analyseren, ook al heeft het lang geduurd, het is er nu. :-D

pagina 2 van 5 123 4 5
Volgende forumvraag: Vers vlees vraag !?
^