Duitse Herder
De Duitse Herder behoort tot de Rasgroep "Herdershonden en Veedrijvers behalve Zwitserse Sennenhonden"
Voor 22 April 1899 bestond de Duitse Herder als ras niet. Op die dag werd uit het geheel van de herdershonden in Duitsland 1 dier gekozen als eerste Duitse Herder.
Deze keuze was de eerste serieuze stap tot de creatie van een standaard herdershondentype in Duitsland. Op diezelfde dag, om de ontwikkeling van het nieuwe ras te ondersteunen, werd tevens een nieuwe club opgericht.
De hond, Hector Linksrhein, was voorbestemd om de eerste Duitse Herder te zijn en om aan de basis te liggen van een nieuw en wonderlijk ras van werkhonden. Een ras dat de mens zou dienen in een veelheid en verscheidenheid van functies waarvan men zelfs niet vermoedde dat ze in het bereik van de capaciteiten van een hond zouden liggen. Een ras dat zou werken in extreme condities en dit tot in de verste uithoeken van de wereld.
De club, Verein für Deutsche Schäferhunde (SV), zou de grootste en meest fokkende club worden in de wereld,
dit alles dank zij de visie en de vastberadenheid van één man, Rittmeister Max von Stephanitz, een officier in het Duitse leger en erkend als stichtend vader van het nieuwe ras: de Duitse Herder.
Hector werd aangekocht van zijn toenmalige eigenaar en kreeg een andere naam: Horand v Grafrath, (Grafrath de kennelnaam van Stephanitz), zo werd hij de eerste geregistreerde Duitse Herder en als nr. 1 ingeschreven in de registers van de nieuwe club.
Vóór Hector/Horand waren er herdershonden in alle mogelijke variaties van bouw, kleur, type, grootte en bekwaamheden. Herders in Duitsland zoals hun voorvaders en collega's van elders in de wereld kozen hun honden voor hun fitheid, fysiek en karakter in functie van het werk, ze stelden weinig tot geen eisen aan zijn uiterlijk voorkomen.
Ter vervanging van honden die te oud werden om te werken, verkozen de herders om zelf te kweken met hun eigen honden, liever dat dan een hond te kopen waarvan men niets van de werkkwaliteiten van de ouders wist.
Natuurlijk werden goed werkende honden die een nageslacht leverden dat op zijn beurt goed werkte, gebruikt door de collega herders om hun teven te dekken of ze kochten er jongen van. Er werd waarschijnlijk ook met inteelt geëxperimenteerd wat leidde tot de wrede slachting van de ongeschikte pups..
De beperkte communicatiemiddelen en reizen hadden tot gevolg dat de invloed op de fok regionaal beperkt was. Hierdoor resulteerde de fok die voortkwam uit een eerder kleine populatie dikwijls in een bepaald familie type hond, ook al lag de nadruk op het werkvermogen.
In het Duitsland van de 19de eeuw claimden verschillende types de naam herdershond. In sommige regio's waren bepaalde groepen zelfs zo ver dat deze genoeg gelijkheid vertoonden om als een nieuw ras erkend te worden, ware het niet dat Stephanitz zich er mee bemoeide.
Stephanitz was zeker niet de eerste om te proberen een bepaald type in de herdershond te introduceren. In een poging om een standaard type te bepalen en te kunnen handhaven werd er rond 1890 een club opgericht. De stichters Hauptmann Rielchelmann-Dunau en graaf von Hahn, waren echter niet in staat de lijn van hun oorspronkelijk idee aan te houden. Was het door hun enthousiasme en gebrek aan organisatie of omdat ze nog geen duidelijk beeld hadden van het type, waardoor de club ermee na korte tijd stopte?
Toen Stephanitz ten tonele verscheen kwam er ook verandering. Een ruiter met goede kennis van anatomie en wat voor die tijd zeer ongewoon was interesse en adequate kennis van de biomechanica van de hond. Stephanitz had duidelijke ideeën over de mentale, anatomische en biomechanische karakteristieke vereisten van een herdershond. Een idealist met zowel het intellect als het kapitaal om zijn ideeën te ondersteunen, hij bezat tevens de vastberadenheid en de toewijding om deze ideeën in de praktijk om te zetten.
Zijn beeld van een herdershond was een intelligent, onbevreesd dier met een stabiel karakter en met de fysieke eigenschappen van de wilde hond. Een vlotte draver met een lange pas, zonder inmenging van andere rassen Fleet of foot, long ofwind, untouched by the extremes of other breeds.
Samen met zijn collega, Artur Meyer die er dezelfde ideeën op na hield, was Stephanitz op een hondenshow in Karlsruhe waar ze de hond zagen die de verwezenlijking was van het beeld dat ze hadden van een herdershond. Beide mannen waren vertrouwd met de Duitse herdershonden en hadden reeds lang het karakter en de bereikte functionaliteit van deze dieren bewonderd, maar in de hond Hector Linksrhein zagen ze iets anders.
Hij was middengroot, grauw van kleur, en qua uiterlijk wolfachtig, met de ruwe natuurlijke schoonheid van de wildernis. Daar stond de basis voor het nieuwe ras, de eerste Duitse Herder, kalm, vol zelfvertrouwen en als een koning tussen de andere dieren.
Meyer en Stephanitz wisten wat hun te doen stond. Stephanitz kocht de hond en zonder voorbereiding of eerder overleg stichten de twee daar de club voor de nieuwe Duitse Herderhond.
De eerste voorzitter van de nieuwe vereniging was Artur Meyer, maar zijn voorzitterschap heeft slechts 3 jaar geduurd. Daarna nam zijn collega Stephanitz het roer in handen voor de ontwikkeling van het nieuwe ras.
Op dat ogenblik was Stephanitz een dertiger, hij was dictatoriaal en aanvaardde geen compromissen in zijn gedrevenheid om het nieuwe ras te loodsen volgens zijn visie. Hij was tevens een geboren organisator en verstond de mentale en anatomische vereisten voor een werkende herdershond. Hij zag geen schoonheid in een niet-functioneel dier en was dan ook onverbiddelijk tegenover wat hij zwak en degenererend vond. Onvermoeibaar en vastberaden legde hij de grondvesten van wat het grootste allround gebruikshondenras ter wereld zou worden.
Zijn visie over de hond werd vastgelegd in wat de standaard van het nieuwe ras zou worden. Hij zorgde ervoor dat deze standaard samen met begrijpbare fokreglementen eisen bevatten, dat dieren eerst getest worden op hun fysische en mentale eigenschappen voor ze gebruikt worden in de fokkerij. Volgens hem overstegen de inherente kwaliteiten van de herdershond, moed, intelligentie, betrouwbaarheid, het enthousiasme om te werken en de bereidheid zijn baas te dienen veruit de waarde van het uiterlijke laagje van schoonheid.
Hij geloofde dat de fysieke karakteristieken van de hond, waren vastgelegd door de samenstelling van de juiste fysische attributen die hem toelaten een taak uit te voeren. Zijn enige toegeving naar het uiterlijk voorkomen was dat het ras vooral type moest vererven.
Stephanitz zag de noodzaak om de toekomst van het ras te beschermen tegen "show" mensen, en voorzag gebruikstests voor de fokdieren. Showtentoonstellers met weinig of geen inzicht in de echte waarde van het ras zouden anders al vlug het ras verloochenen en toegevingen doen aangaande karakter, intelligentie en werkmogelijkheden om de lucratievere en gemakkelijker te verkrijgen fysieke vereisten van de showring te bereiken
Misschien had hij al ervaring opgedaan in de eerste jaren van de ontwikkeling van het ras. Het verloop in landen waar de gebruikskarakteristieken van de hond niet noodzakelijk waren om toegelaten te worden tot de fokkerij tonen aan dat hij een vooruitziend man was met veel inzicht.
De eerste testen waren herderswedstrijden, later voor honden die minder als werkhond gebruikt werden, zijn er andere proeven ontwikkeld om: intelligentie, vertrouwen, moed, en de bereidheid te werken te testen.
In zijn boek openbaarde Stephanitz een eigenwijze visie op de structuur en de mechaniek van de anatomie van de hond. Over zijn wiskundige begaafdheid is weinig bekend, maar zijn praktische toepassing van geometrie om de statische en dynamische eigenschappen van de anatomie van de Duitse Herder uit te leggen houden tot op vandaag stand.
Niettegenstaande de voordelen van de moderne technologie zou Stephanitz zijn werk nu een voorbeeld zijn van toewijding, nauwkeurig onderzoek en kennis van zaken. Als men hierbij bedenkt dat hij dit deed zonder de voordelen van fotografie met snelle sluitertijden of video en wetende dat de röntgentechnologie pas in zijn kinderschoenen stond, dan is het resultaat nog indrukwekkender. Belangrijker is het feit dat het originele werk over de bouw en het karakter van de Duitse Herder nu nog steeds geldig is.
Stephanitz stierf op 22 april 1936, toevallig de 37ste verjaardag van de club die hij en Artur Meyer samen stichtten. Zijn nalatenschap: 1) het alom erkende allround gebruikshonden ras ter wereld, 2)de meest populaire hond ter wereld, 3)SV Duitsland met meer dan 2000 kringgroepen, de grootste rasclub ter wereld, 4) een boek over dit alles, dat nog steeds behoord tot de meest deskundige boeken en waar men wijd en zijd naar zoekt.
Intelligent, leergierig, gehoorzaam, sociaal, vriendelijk, tempramentvol, attent, waaks en beschermend, moedig, zelfbewust, aanhankelijk en onvoorwaardelijk trouw aan zijn baas en diens gezin.
De Duitse Herdershond is een van de meest populaire hondenrassen ter wereld. Deze honden zijn zowel goede gezelschapsdieren als werkhonden. Zij zijn uiterst geschikt als waak- en begeleidingshond en hebben de reputatie zeer toegewijd en vlug van begrip te zijn.
De Duitse Herdershond is in de eerste plaats een behendige en toegewijde vriend die zonder problemen gemakkelijk is op te voeden en af te richten.
Fédération Cynologique Internationale - Standaard nr. 166/30.08.l991/D.
Duitse herdershond.
Land van oorsprong: Duitsland.
F.C.I.-klassificatie: groep 1 - herders- en veedrijvershonden
sectie 1 - herdershonden met werkproef
Gebruik: veelzijdige gebruiks-, herders- en dienstgebruikshond.
· Historisch overzicht · Lichaam · Kleuren
· Algemene verschijningsbeeld · Ledematen · Grootte/gewicht
· Belangrijke verhoudingen in maat · Gangwerk · Testikels
· Karakter · Huid · Fouten
· Kop · Beharing
KORT HISTORISCH OVERZICHT
Volgens de officiële vaststellingen van de Verein für Deutsche Schäferhunde, gezeteld te Augsburg, opgenomen in het Verband für das Deutsche Hundewesen - VDH, die zich als stichtingsvereniging van het ras verantwoordelijk stelt voor de rasstándaard van de Duitse herdershond, opgesteld in de eerste ledenvergadering te Frankfurt/M. op 20 september 1889 volgens de voorstellen van A. Meyer en von Stephanitz, benevens de aanvullingen van de VIe ledenvergadering op 28 juli 1901; de XXIIIe ledenvergadering te Köln/Rhein op 17 september 1909; de zitting van het bestuur en bijstandsraad te Wiesbaden op 5 september 1930 en de zitting van de fokcommissie en bestuur op 25 maart 1961, opnieuw bewerkt - binnen het kader van de Weltunion der Vereine für Deutsche Schäferhunde WUSV - en besloten gedurende het WUSV-congres op 30 augustus 1976, opnieuw bewerkt en gecatalogiseerd met machtigingsbesluit door bestuur en bijstandsraad van 23-24 maart 1991.
De Duitse herdershond, wiens planmatige fokkerij na de oprichting van de vereniging in 1899 begon, is gefokt uit de middelduitse en zuidduitse slagen van de destijds beschikbare schaapherdershonden met als einddoel een tot hoge prestaties aangelegde gebruikshond te scheppen. Om dit doel te bereiken werd de rasstandaard van de Duitse herdershond vastgelegd, welke betrekking heeft op zowel de lichamelijke gesteldheid als ook op gedrags- en karaktereigenschappen.
ALGEMEEN VERSCHIJNINGSBEELD
De Duitse herdershond is middelgroot, licht gestrekt, krachtig en goed bespierd, de knoken droog en totaalstructuur vast.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN IN MAAT
De schofthoogte bedraagt voor reuen 60 tot 65 cm, bij teven 55 tot 60 cm. De romplengte overtreft de maat van de schofthoogte met ongeveer 1 0 tot 17 %.
KARAKTER
De Duitse herdershond moet met betrekking tot het beeld van het karakter evenwichtig zijn, zenuwvast, zelfverzekerd, absoluut onbevangen en (met uitzondering van een prikkelsituatie) volledig goedaardig zijn, daarbij opmerkzaam en goed te leiden.
Hij moet moed, strijddrift en hardheid bezitten om als geleide-, waak-, verdedigings-, dienst- en herdershond geschikt te zijn.
Volgens de rasstandaard moet de Duitse Herdershond in zijn karakterbeeld evenwichtig, zenuwvast, zelfverzekerd, absoluut onbevangen en goedaardig zijn. Daarom moet hij zich gedragen als een betrouwbare, zelfbewuste en zelfverzekerde hond.
Zijn dienstbaarheid uit zich in veel werkdrift. Angst, schuwheid, agressie en een lage prikkeldrempel alsmede een overdreven dominante aard zijn volstrekt uit den boze. De Duitse Herdershond moet een handelbare hond zijn.
KOP
De kop is wigvormig, in overeenstemming met de lichaamsgrootte (ongeveer 40% van de schofthoogte), zonder plomp of overstrekt te zijn, in de totaalverschijning droog, tussen de oren matig breed.
Het voorhoofd is van voren en van opzij gezien slechts weinig gewelfd en zonder of slechts met zwak aangeduide middelgroef. De verhouding tussen bovenkop en gezichtsgedeelte bedraagt 50 % - 50 %. De breedte van de bovenkop komt ongeveer overeen met de lengte van de bovenkop. De bovenkop gaat (van boven gezien) van de oren tot de top van de neus, gelijkmatig verkleinend met schuin verlopende, niet scherp gevormde stop over in het wigvormig verlopende gezichtsdeel (vanggedeelte) van de kop. Boven- en onderkaak zijn krachtig ontwikkeld. De neusrug recht, een dip of welving is niet gewenst. De lippen zijn strak, goed sluitend en van donkere kleur.
De neus: moet zwart zijn.
Het gebit: moet krachtig, gezond en volledig zijn (42 tanden volgens de tandformule). De Duitse herdershond heeft een schaargebit, dat wil zeggen de snijtanden moeten als een schaar in elkaar grijpen, waarbij de snijtanden van de bovenkaak als een schaar over die van de onderkaak snijden. Tanggebit, bovenvoor- en ondervoorbijten is foutief, net als grotere tussenruimtes tussen de tanden (plaatsing met leemten). Foutief is eveneens een recht vlak van de snijtanden. De kaakbeenderen moeten krachtig ontwikkeld zijn opdat de tanden diep in het tandbeen ingeworteld kunnen zijn.
De ogen: zijn middelgroot, amandelvormig, iets schuinsliggend en niet uitpuilend. De kleur van de ogen moet zo donker mogelijk zijn. Lichte, priemende ogen zijn niet gewenst, aangezien ze de uitdrukking van de hond benadelen.
De oren: de Duitse herdershond heeft staande oren van middelmatige grootte, die rechtop en gelijkgericht gedragen worden (niet zijwaarts getrokken), ze zijn spits uitlopend en met de oorschelp naar voren gericht. Tip- en hangoren zijn foutief. In beweging of in rusttoestand naar achteren gericht gedragen oren zijn niet foutief. De hals: moet krachtig, goed bespierd en zonder losse keelhuid (wammen) zijn. De hoek ten opzichte van de romp (een horizontale lijn) bedraagt ongeveer 45°.
LICHAAM
De bovenlijn verloopt vanaf de halsaanzet over de goed ontwikkelde schoft en over de ten opzichte van een horizontale lijn heel licht afvallende rug tot aan de licht afvallende croupe zonder zichtbare onderbreking. De rug is vast, krachtig en goed bespierd. De croupe moet lang en licht afvallend zijn (ongeveer 231 ten opzichte van een horizontale lijn) en zonder onderbreking van de bovenbelijning overgaan in de staartaanzet.
De borst: moet matig breed zijn, de onderborst zo mogelijk lang en uitgesproken. De borstdiepte moet ongeveer 45 tot 48 % van de schofthoogte bedragen. De ribben behoren een matige welving te tonen, een tonvormige borst is net zo foutief als vlakke ribben.
De staart: reikt minstens tot aan het spronggewricht, evenwel niet over het midden van de achtermiddenvoet. Ze is aan de onderzijde iets langer behaard en wordt in een licht afhangende boog gedragen, waarbij ze in opwinding en bij beweging meer opgeheven gedragen wordt, evenwel niet boven de ruglijn. Operatieve correcties zijn verboden.
LEDEMATEN
Voorhand: de voorste ledematen zijn van alle zijden bezien recht, van voren gezien absoluut parallel. Schouderblad en opperarm zijn van gelijke lengte en door middel van krachtige bespiering vast tegen het lichaam gelegen. De hoeking van schouderblad en opperarm bedraagt in het ideale geval 90°, doorgaans tot 110°.
De ellebogen mogen noch in stand noch in beweging uitgedraaid worden en evenmin ingedrukt worden. De onderarmen zijn van alle zijden bezien recht en absoluut parallel staande ten opzichte van elkaar, droog en vast bespierd. De voormiddenvoet heeft een lengte van ongeveer éénderde van de onderarm en heeft een hoeking met deze van ongeveer 20 tot 22°. Zowel een te schuin staande voormiddenvoet (meer dan 22°) dan een te steil staande voormiddenvoet (minder dan 20°), beïnvloeden de gebruiksgeschiktheid, in het bijzonder het uithoudingsvermogen. De poten: zijn rond, goed gesloten en gewelfd, de voetzolen hard maar niet bros. De nagels zijn krachtig en van donkere kleur.
Achterhand: de plaatsing van de achterpoten is licht terugslaand, waarbij de achterste ledematen van achteren gezien parallel ten opzichte van elkaar staan. Boven- en onderschenkel zijn van ongeveer gelijke lengte en vormen een hoek van ongeveer 120°, de dijen zijn krachtig en goed bespierd. De spronggewrichten zijn krachtig gevormd en vast, de achtermiddenvoet staat loodrecht onder het spronggewricht.
De poten: zijn gesloten, licht gewelfd, de zolen hard en van donkere kleur, de nagels krachtig, gewelfd en eveneens van donkere kleur.
GANGWERK
De Duitse herdershond is een draver. De ledematen moeten in lengte en hoekingen zo op elkaar afgestemd zijn dat hij zonder wezenlijke verandering van de rugbelijning de achterhand tot aan de romp verplaatsen kan en met de voorhand net zo ver kan uitgrijpen. Iedere neiging tot overhoeking van de achterhand vermindert de vastheid en het uithoudingsvermogen en daarmee de gebruikswaarde. Bij correcte verhoudingen in de bouw en hoekingen is een ruim uitgrijpend, vlak over de bodem gaand gangwerk mogelijk, dat de indruk geeft van moeiteloze bewegingen voorwaarts. Bij een naar voren geschoven kop en licht opgeheven staart ziet men bij een gelijkmatige en rustige draf een vanaf de oorpunten over de nek en de rug tot aan de punt van de staart verlopende zachtgewelfde en niet onderbroken rugbelijning.
HUID
De huid is (los) aanliggend zonder evenwel plooien te vormen.
BEHARING
Gesteldheid van het haar: de correcte beharing voor de Duitse herdershond is het stokhaar met onderwol. Het dekhaar moet zo mogelijk dicht, op correcte wijze hard en vast aanliggend zijn. Aan de kop met inbegrip van de binnenzijde der oren, aan de voorzijde der ledematen, op poten en tenen kort, aan de hals wat langer en sterker behaard. Aan de achterzijde der poten is het haar langer tot aan het polsgewricht, aan de achterzijde van de dijen vormt het een matige broek.
KLEUREN
Zwart met roodbruine, bruine, gele tot helgrauwe afrekening. Eenkleurig zwart en grauw, bij grauw donker gewolkt. Zwart zadel en masker. Onopvallende, kleine witte borstvlekken evenals zeer lichte binnenzijden zijn toegelaten maar niet gewenst. De neusspiegel moet bij alle kleurslagen zwart zijn. Ontbrekend masker, lichte tot priemende oogkleur evenals licht tot witachtige afrekening aan borst en binnenzijden, lichte nagels en rode staartpunt zijn als pigmentzwakte aan te merken. De onderwol vertoont een lichte grauwe tint. De kleur wit is niet toegelaten.
GROOTTE/GEWICHT
· Reuen: schofthoogte 60 tot 65 cm
gewicht 30 tot 40 kg.
· Teven: schofthoogte 55 tot 60 cm
gewicht: 22 tot 32 kg.
TESTIKELS
Reuen behoren twee duidelijk ontwikkelde testikels te hebben, die zich volledig in het scrotum bevinden.
FOUTEN
Iedere afwijking van de in het voorgaande genoemde punten, moet als fout aangemerkt worden, waarbij de waardering in juiste verhouding met de graad van de afwijking behoort te staan.
ZWARE FOUTEN
· Afwijkingen van in het voorgaande beschreven raskenmerken, die de gebruiksgeschiktheid nadelig beïnvloeden.
· Oorfouten: zijwaarts te diep aangezette oren, tiporen, "Schildspanner" - stand der oren, niet stevige oren. Aanzienlijke pigmentgebreken.
· Sterk benadeelde totaalvastheid.
· Tandgebreken: alle afwijkingen van het schaargebit en de tandformule zolang het niet gaat om uitsluitende fouten (zie onder).
UITSLUITENDE FOUTEN
a) karakterzwakke, bijterige en zenuwzwakke honden.
b) honden met aangetoonde "zware heupdysplasie".
c) monorchiden en kryptorchiden, evenals honden met duidelijke ongelijke respectievelijk achtergebleven testikels.
d) honden met misvormde oren - resp. staartfouten.
e) honden met misvormingen.
f) honden met tandfouten, bij het ontbreken van:
· éénmaal premolaar-3 en een andere tand of
· één hoektand of
· één premolaar-4 of
· één molaar-1 resp. molaar-2 of in totaal drie tanden en meer.
g) honden met kaakgebreken: bovenvoorbeet van 2 mm en meer, ondervoorbeet, tanggebit over het totale gebied van de snijtanden.
h) honden met over- resp. ondergrootte van meer dan 1 cm.
i) albinisme
j) de haarkleur wit (ook bij donkere ogen en nagels).
k) langstokhaar (lang, week, niet vast aanliggend dekhaar met onderwol, pluimen aan oren en poten, ruige broek en staart met pluimvorming naar onder).
l) langhaar (lang, zacht dekhaar zonder onderwol, meestal met een scheiding midden op de rug, pluimen aan de oren en poten en aan de staart).
Gevoelig voor hd. Jammer dat ze eigenlijk kapot gefokt worden omdat het blijkbaar mooier is; een dh met froglegs...jammer.
De vacht van deze hond heeft relatief weinig verzorging nodig.Met name in de ruiperiode kan het zogenaamde herderharkje goed van pas komen om de dode en losse haren te verwijderen.
Dit ras biedt heel veel mogelijkheden.Denk aan blindengeleidehond, lawinehond, speurhond, waak -en verdegigingshond en politiehond.Deze hond wil graag leren van zijn baas.Hij is intelligent en leert snel.Werk veel met uw stem en laat merken dat u de baas bent.Hij heeft behoefte aan veel contact met zijn baas en veel beweging.Drie maal daags een blokje om is echt te weinig.Deze honden willen graag werken voor hun baas.
Helaas, er is nog geen rasvereniging bekend van de Duitse Herder.
De Duitse Herder staat op dit moment op de 7e plek van de meest populaire hondenrassen op de HondenPage
Mits goed gesocialiseerd kan deze hond het heel goed vinden met soortgenoten, andere huisdieren en kinderen.Ongewenste bezoekers worden echter tot staan gebracht.Van nature zijn deze honden erfvast, wat wil zeggen dat ze geen neiging hebben om weg te lopen.
Een puppy vanuit een kennel met stamboom kost al gauw tussen de 700 en 750 euro. Een langhaartje mag verkocht worden vanaf de 500 euro. Waar je op moet letten bij herders is dat de ouders goede heupen hebben. Ik zou de stamboom van vader en moeder bekijken. En vooral het ALLERBELANGRIJKST: De achterpootjes strekken, om te kijken hoe het hondje er op reageert. Gilt het van pijn, is de kans groot dat het artrose zal gaan krijgen, en dus dan al zwakke heupjes heeft. Voor een herder is een mooi gestrekt hondje perfect.
Geen fokkers informatie gevonden over de Duitse Herder.
Heb jij overige informatie het fokkken van een Duitse Herder pup. ? Dan kun je dat toevoegen als je je fokbeleid hebt laten keuren op de hondenpage.
Ben je op zoek naar een Hondenras ? Bezoekers van de hondenpage met een Duitse Herder hebben ook deze rassen
Hoogte: klein
Kindvriendelijk:
Gehoorzaam:
Waaks:
Kan goed alleen zijn:
Heeft veel beweging nodig:
Is sociaal:
Als jij informatie over de Duitse Herder hebt die de kwaliteit van deze pagina verbetert dan kun je deze pagina aanpassen. Log wel eerst even in om dit te doen.
Zoek je iets op de HondenPage ? Vul dan hier jouw zoekwoorden in ?