Drentsche Patrijshond
De Drentsche Patrijshond behoort tot de Rasgroep "Staande honden"
HISTORIE
Lang geleden, tijdens de Spaanse bezetting, werden er door de Spanjaarden jachthonden meegenomen, die hier lange tijd bekend stonden onder naam Spanjoels of Spioenen. Het waren vrij kleine, Spanielachtige honden, die met name werden gebruikt voor de jacht op veerwild. De jacht daarop gebeurde in die tijd nog voornamelijk met het net of met behulp van een valk of ander stootvogels. De taken van de Spioenen waren divers. In de eerste plaats spoorden zij het wild op. Ging het om de jacht met het net dan werd er, nadat de hond het wild gelokaliseerd had, van hem verwacht dat hij voor het wild ging liggen. Hier komt ook de term 'leghond' vandaan. De jagers werden op die manier in de gelegenheid gesteld het net over zowel de hond als de vogels heen te trekken. Betrof het de jacht met een stootvogel, dan werd van de hond verwacht dat hij de vogels 'opstootte' waardoor zij het luchtruim kozen. De door de roofvogel gedode vogels werden dan door de hond opgezocht en naar de jager gebracht.
Deze oude Spioenen worden geacht de voorvaderen te zijn van de hedendaagse Spaniëls, en van diverse staande hondenrassen. De staande honden zouden zijn ontstaan uit het kruisen van de vroege Spaniëls met in eerste instantie de Perdiguero de Burgos (Patrijshond van Burgos), een zwaargebouwde Spaanse pointer, waaruit later in de diverse landen en streken een eigen variëteit ontwikkeld werd. In Drenthe ontwikkelde de Spanjoel zich uiteindelijk tot de Drentsche Patrijshond. Het ras is door alle tijden heen merkwaardig eenvormig geweest. Waarschijnlijk kwam dit mede doordat Drenthe en de daaromheen liggende noordelijke provincies in die tijd toch wel een tamelijk afgezonderde streek vormden en de Drentsche Patrijs dus toen al redelijk zuiver werd gefokt. Wel is het mogelijk dat er wat bloed werd uitgewisseld met de in Duitsland levende Heidewachtel.
Naast voedsel voor de omvangrijke schaapskudden, zorgden de Drentse heidevelden ook voor behoorlijk wat wild. Het is dan ook niet vreemd dat er in die tijd heel wat beroepsjagers rondliepen. Bij deze mensen was de Drentsche Patrijs een geliefde hond, niet in de laatste plaats omdat hij zo veelzijdig was. Alhoewel het een staande jachthond is, hield zijn werk niet op bij het voorstaan van het wild. Voorstaan wil zeggen dat de honden het wild op verwaaiing zoeken, waarbij ze neus en hoofd hoog houden. Op het moment dat ze het wild gelokaliseerd hebben blijven ze doodstil staan, het hoofd en de hals in het verlengde van hun rug, de staart vaak omhoog en soms met één voorpoot wijzend in de richting van het wild. Zo blijft de hond staan tot de jager genaderd is. Dan stoot hij het wild op, zodat de jager er een schot aan kan wagen.
In Engeland gebruikt men daarna vaak een Retriever voor het ophalen van de buit, maar 'ons Nederlander zijn zuinig'. Waarom er meerdere honden op na houden als één hond het ook alleen afkan? Dus ook als apporteerder stond de Drentsche Patrijshond zijn mannetje. Daarnaast was hij uitstekend geschikt voor het werken in wat ruiger gebied en schroomde hij ook het waterwerk niet. Tevens werd van de hond verwacht dat hij in zijn vrije tijd het erf bewaakte. Nederlanders staan bekend om hun nuchtere mentalieteit en vrijwel al onze rassen zijn dan ook honden zonder al te veel franje. De Drentsche Patrijs vormt daarop geen uitzondering. Hij moest zijn werk doen, deed dat uistekend en het was volgens de Drenten dan ook niet nodig vreemd bloed in te brengen om de hond te verbeteren. Buiten de streek was de hond ook nauwelijks bekend, hij hoorde gewoon in het Drentse landschap. Deze afzondering duurde voort tot ruim in de 20e eeuw, toen er uiteindelijk wat belangstelling voor dit (toen nog niet erkende) ras ontstond in de rest van jagend Nederland.
Zoals veel Nederlandse rassen, is ook de Drentsche Patrijshond tijdens de donkere jaren van de Tweede Wereldoorlog echt tot bloei gekomen. In stil verzet tegen de Duitse onderdrukker werden bloembakken vol met oranje Goudsbloemen en Afrikaantjes geplant en leefde de waardering voor alles wat van eigen bodem kwam enorm op, dus ook voor de inheemse hondenrassen. Hoe desastreus die oorlog ook is geweest, het heeft wel tot gevolg gehad dat een aantal rassen toendertijd weer in de schijnwerpers kwam te staan. Midden in de oorlog, in 1943, vond er een inventarisatie van het ras plaats en op 15 mei 1943 werd de Drentsche Patrijshond in Nederland officieel als ras erkend. Tegenwoordig is de Drentsche Patrijshond in ons eigen land al lang geen onbekende verschijning meer. Hier wordt hij niet alleen gewaardeerd om zijn jachtkwaliteiten, maar wordt hij in veel gevallen ook gehouden als een uitstekende gezinshond. Nog steeds echter kom je buiten Nederland maar heel weinig Drenten tegen, en in de Verenigde Staten staat hij zelfs vermeld op de lijst van zeldzame rassen.
KARAKTER
De Drent is speels van aard en kan soms een tikje eigenwijs zijn (dit lijkt overigens wel een eigenschap die alle Hollandse honden eigen zijn). Het zachtaardige karakter van de Drent maakt hem tot een ideale gezinshond. Hij is lief voor kinderen en zal zelfs tegen hen in bescherming genomen moeten worden, omdat hij letterlijk over zich laat lopen. Zoals bij alle honden geldt ook voor de Drent dat het altijd belangrijk is om de omgang tussen kind en hond als ouder te coachen. Men moet het kind leren om respectvol met het dier om te gaan. Wanneer kind en hond elkaar kunnen vertrouwen, kunnen zijn enorm van elkaars aanwezigheid genieten en zullen zij echte maatjes worden die elkaar steeds opzoeken. In tegenstelling tot veel andere jachthonden is de Drent gericht op zijn baas. Dit maakt hem uitermate geschikt als gezel op verre wandeltochten. Zelfs in het bos zal hij contact met zijn baas blijven zoeken. De Drent is geen kennelhond. Hij heeft het gezelschap van zijn mensen nodig. Wanneer u hele dagen van huis bent, kunt u beter geen Drent aanschaffen. De kans is groot dat hij uit verveling dingen in huis kapot gaat knagen. Verder heeft de Drent behoorlijk wat beweging nodig. Hij moet de kans krijgen om los rond te rennen, de geurtjes buiten in zich op te nemen en zo zijn energie kwijt te kunnen. Als u hem hierin niet tekort doet, is hij in huis een heerlijke, rustige hond.
FCI-Standard Nr: 224
Land van oorsprong Nederland
Publicatiedatum van de officieel geldende standaard 17-05-2016
Gebruik Allround jachtgebruikshond
Indeling F.C.I. Groep 7 Pointing Dogs.
Sectie 1.2 Continental pointing dog,
Spaniel type.
Met werkproef
KORT HISTORISCH OVERZICHT
Het ras is ontstaan vanaf de 16e eeuw uit de Spioenen (ook wel Spanjoelen genoemd), Staande honden, die via Frankrijk uit Spanje zijn gekomen. In Nederland werden ze Patrijshonden genoemd. In het oosten van Nederland, vooral in Drenthe, zijn deze honden raszuiver bewaard en niet als elders gemengd met buitenlandse rassen. Op 15 mei 1943 is het ras officieel door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied erkend. De erkenning is sterk bevorderd door mevrouw M.C.S. Baronesse van Hardenbroek en de heren G.J. van Heek Jr. en P.B.V. Quartero. Het ras is verwant aan o.a. de Heidewachtel en de Epagneul Français. Op 5 juni 1948 is de rasvereniging opgericht, de Nederlandse Vereniging “De Drentsche Patrijshond”.
ALGEMEEN VOORKOMEN
Een evenredig gebouwde hond, droog gespierd en scherp getekend, wiens lichaamsbouw kracht toont en het vermogen tot het ontwikkelen van de voor de jachthond nodige snelheid. Hij heeft een licht wigvormig hoofd. De snuit is iets korter dan de lengte van de schedel, tamelijk droge lippen die niet overhangen. De vacht, hoewel op het lichaam niet bepaald lang, typeert zich door de goed behaarde oren en de iets rijkere beharing aan hals en borst, de bevedering van voor- en achterbenen en door de rondom lang behaarde, bossige staart - als een lange beharing.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN
De lengte van het lichaam, gemeten van het boeggewricht tot het zitbeen, is meer dan de schofthoogte, waardoor een licht gestrekt totaalbeeld ontstaat.
De lengte van het opperarmbeen is iets minder dan de lengte van het schouderblad.
De lengte van de voorsnuit is iets minder dan de lengte van de schedel.
GEDRAG EN KARAKTER
Hij is voor de jacht op wisselend terrein de jachthond bij uitnemendheid. De hond jaagt onder het geweer. Het behoud van het contact met de jager is blijkbaar een aangeboren eigenschap. Een eigenaardigheid van veel Drenten is, dat de hond in zoekende actie de staart in de rondte draait. Dit is vooral duidelijk als hij verwaaiing krijgt van wild. Na het aantrekken of een arrêt, staat hij het wild muurvast en onberispelijk voor. Bij het staan wacht de hond tot de jager tot op korte afstand is genaderd, terwijl bij lang wachten wordt omgekeken. Hij heeft een goed aanpassingsvermogen waardoor hij voor de jacht op allerlei soort wild in het veld en in het water geschikt is. Daarnaast is hij een goed apporteur en verlorenzoeker. Gemelde eigenschappen zijn de hond aangeboren, vandaar het eigenaardige dat hij weinig dressuur behoeft. Door de zachtheid van karakter is parforce dressuur uit den boze. De Drenstche Patrijshond mag aanvankelijk gereserveerd zijn, maar niet angstig. De hond is trouw en intelligent en daardoor met een goede opvoeding en training, een huisgenoot van bijzondere waarde en een goede jachtmakker.
HOOFD
Het hoofd is wigvormig en matig lang, passend in het totaalbeeld, droog en vloeiend belijnd.
SCHEDELGEDEELTE
Schedel De schedel is tamelijk breed en slechts weinig gewelfd. In de middellijn loopt een nauwelijks waarneembare groef van de ondiepe stop tot halverwege de matig ontwikkelde achterhoofdsknobbel.
Stop De overgang van de schedel in de snuit is, zowel van terzijde als van voren bekeken, geleidelijk: de wangen gaan vloeiend over in de snuitpartij met een goede opvulling onder de ogen. De wenkbrauwbogen zijn zodanig ontwikkeld dat ze goed waarneembaar zijn.
VOORSNUITGEDEELTE
Neus Neusspiegel is goed ontwikkeld en de kleur ervan is bruin. De neusgaten zijn ruim.
Voorsnuit De snuitpartij is krachtig, iets versmallend naar de neusspiegel en iets korter dan de schedel, stomp eindigend met droge, niet overhangende lippen, onder de ogen goed opgevuld. De neusrug is recht en breed. Een geringe buiging opwaarts achter de neusspiegel is geoorloofd.
Lippen De lippen zijn vrij dun en strak en bruin gepigmenteerd
Kaken / gebit Krachtig goed sluitend schaargebit.
Wangen Matig ontwikkeld
Ogen De ligging van de ogen is wijd uiteen en zodanig dat ze goed beschermd zijn; ze puilen noch uit, noch liggen ze diep. Ze zijn middelmatig groot en ovaal van vorm. De uitdrukking toont goedmoedigheid en tevens de intelligentie van een jachthond. De gewenste kleur is amberkleurig, dus noch donker, noch de lichte kleur van het roofvogeloog. De oogleden moeten het oog goed omsluiten.
Oren Niet zwaar. Ze zijn hoog aangezet en zonder plooi of vouw dicht langs de wangen gedragen. Ze zijn van zodanige lengte dat ze, naar voren gebracht, de neuspunt tot op omstreeks drie vingerbreedten benaderen. Ze zijn bij de aanzet breed en eindigen in een afgestompte punt. Als de aandacht van de hond getrokken wordt, draaien de oren naar voren en worden ze hoger opgetrokken. Van voren gezien vormt het oor dan een driehoek met de plooi boven het midden van de oorlap. Het oor moet beweeglijk zijn en drukt verschillende gemoedstoestanden uit.
HALS
De hals is krachtig, van middelmatige lengte, een zodanige schakel tussen hoofd en lichaam vormend dat de overgang vloeiend, dus zonder onderbreking van de belijning, plaatsvindt. Een overschrijding van de gewenste halslengte, waardoor het algemene beeld aan elegantie wint doch aan kracht inboet, is ongewenst.
LICHAAM
Bovenbelijning Vloeiende lijn van de schoft tot de staart.
Schoft Sterk en niet te ver naar voren geplaatst
Rug Krachtig en recht, van middelmatige lengte, niet te kort, zodat door de rug met de goed gehoekte voor- en achterhand de lengte wordt verkregen dat tot een licht gestrekt totaalbeeld leidt.
Lendenen Krachtig gespierd
Bekken Licht hellend, breed en lang.
Borst Diep, reikend tot aan de ellebogen en van voren gezien ruim. De voorste ribben mogen niet zo gebogen zijn dat de voorbenen bij het bewegen worden gehinderd. Lange ribbenpartij. Ook de achterste ribben dus goed ontwikkeld. Gewelfd, dus noch vlak, noch tonvormig.
Onderbelijning en Buik Slechts weinig oplopend .
STAART
Bij de aanzet de bovenbelijning van het lichaam volgend. De staart ongeveer reikend tot de hak. In actie wordt de staart gedeeltelijk gestrekt, het laatste deel met een lichte boog naar boven. Nimmer over de rug gekruld. Met uitzondering van het gedeelte bij de aanzet rijke beharing rondom, welke naar de punt van de staart in lengte afneemt.
LEDEMATEN
Voorhand Goed onder het lichaam geplaatst met goed aangesloten ellebogen.
Schouder Schouderblad lang, schuin geplaatst tegen het lichaam en goed naar achteren liggend.
Opperarm Loopt schuin naar achteren zodat een goede hoek met het schouderblad wordt gevormd. De lengte van de opperarm is iets korter dan het schouderblad,
Elleboog Goed aansluitend tegen het lichaam.
Onderbeen Recht en parallel, krachtig bot.
Polsen Sterk
Middenvoet Krachtig en iets schuin geplaatst.
Voorvoeten Rond tot ovaal met goed gesloten, gebogen, krachtige tenen en stevige voetzolen. Voeten noch naar binnen noch naar buiten gedraaid.
Achterhand Goed ontwikkeld, dus breed en goed gespierd, van achteren gezien recht en parallel. Krachtig bot.
Dijbeen Breed gespierd en een goede hoek vormend met het onderbeen.
Knie Functioneel gehoekt
Onderbeen Van gelijke lengte als het dijbeen.
Spronggewricht Vrij laag laaggeplaatst.
Achtervoeten Rond tot ovaal met goed gesloten, gebogen, krachtige tenen en stevige voetzolen. Voeten noch naar binnen noch naar buiten gedraaid.
HUID
Strak aanliggend, zonder plooien
GANGWERK
Uitgrijpend, harmonisch en stuwend gangwerk, noch nauw, noch wijd gaand in de draf, zonder slingeren en uitdraaien van ellebogen of hakken, bij het toenemen van de snelheid neigend naar éénsporigheid.
VACHT
Kleur Wit met bruine platen, met of zonder spikkels of schimmelkleurige vlekken. Niet toegestaan zijn geheel schimmelkleurige honden. (mengsel van bruine en witte haren over het gehele lichaam,het zogenoemde roan. Minder gewenst zijn mantelhonden De oren zijn bruin, evenals het haar rondom de ogen.
Beharing Een dichte, het lichaam goed bedekkende, niet gekrulde strak aanliggende beharing met een stevige waterafstotende ondervacht. De beharing is niet zuiver langharig, doch, doordat zij op verschillende plaatsen langer is, de indruk van langharigheid wekt. Aan hals en voorborst is de beharing langer. De oren zijn aan de buitenkant bij de aanzet bezet met lange, liefst gegolfde beharing, geen krulhaar. Onderaan is de beharing van het oor korter, terwijl het oor aan de rand van de binnenkant bovenaan ook bevederd is. Op de rug tot op de staart wordt een aanliggende liefst golvende beharing op prijs gesteld. De bossige staart is, behalve bij de aanzet, rondom rijk met lang haar bezet dat naar de punt toe in lengte afneemt. De achterkant van de voor en achterbenen en de broek zijn bevederd. De voeten zijn tussen de tenen goed behaard.
MAAT EN GEWICHT
Schofthoogte Reuen: 58-63 cm Teven: 55-60 cm
Gewicht Reuen: 30-35 kg Teven: 25-31 kg
De schofthoogte mag een enkele cm naar boven afwijken, indien de verhouding goed blijft.
FOUTEN
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd. De ernst waarmee de fout moet worden beoordeeld, moet in verhouding staan tot de functionaliteit en het effect dat deze op de gezondheid en het welzijn van de hond heeft en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk uit te oefenen.
De fouten zijn weergegeven op volgorde van de ernst van de afwijking
MINDER GEWENST
Mantelhonden
Rond oog.
Te zware lippen al dan niet gepaard gaande met keelhuid of wammen
Open gedragen oren
Gekrulde oor – en rugbeharing
ERNSTIGE FOUTEN
Ramsneus of wipneus
Schimmelpatroon (roan) over het gehele lichaam
Smalle ondiepe borst
Elegant totaalbeeld.
Steile of zwakke middenvoet
Laagbenigheid
DISKWALIFICERENDE FOUTEN
Een geheel of gedeeltelijk wit oor
Haarkleur rond één of beide ogen wit
Boven- of ondervoorbeet
Agressieve of te angstige honden
Iedere hond die duidelijk fysieke - of gedragsafwijkingen vertoont
Honden die duidelijk het rastype missen
N.B
Reuen moeten twee ogenschijnlijk normale testikels hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.
Alleen honden die functioneel gebouwd zijn en klinisch gezond zijn met een goed rastype mogen voor de fokkerij gebruikt worden.
De Drent is een relatief gezond ras, maar ook bij de Drent komen af en toe gezondheidsproblemen voor, zoals epilepsie. In het verleden waren er problemen met de heupen en met de ogen(PRA), maar tegenwoordig komen deze klachten minder vaak voor. Met een streng fokbeleid tracht de vereniging de Drentsche Patrijshond het ras gezond te houden en de specifieke ras eigenschappen te bewaren. Honden die ingezet worden voor de fokkerij, moeten voldoen aan normen voor HD onderzoek (heupdysplasie), ECVO onderzoek (ogen). Honden geboren na 1 juli 2016 moeten tevens onderzocht worden op ED (elleboogdysplasie). Met lijders aan epilepsie mag niet gefokt worden.
VERZORGING EN GEZONDHEID
Hoewel de Drentsche Patrijs tamelijk lang haar heeft op diverse plaatsen van zijn lichaam, valt de verzorging heel erg mee. Eens peer week even goed doorborstelen, waarbij met name de langere gedeelten van zijn vacht even goed doorgekamd worden, is voldoende. De Drent is min of meer 'zelfreinigend'. De vacht kan na een ruige wandeling nog zo nat en vies zijn, na het opdrogen is de Drentsche Patrijshond op een wonderbaarlijke manier ineens weer schoon en stralend wit. Daardoor is baden in de meeste gevallen overbodig en alleen noodzakelijk als de hond eens lekker in een stinkend kadaver of rotte vis heeft liggen rollen.
Licht gekleurd, rossig haar in de bruine platen duidt op oud haar wat met de hand kan worden weggeplukt. Te veel haargroei tussen de voetzolen moet worden weggeknipt, zeker in de winter om te voorkomen dat sneeuw en ijs zich in de haren vastzetten. Houd de gehoorgang goed schoon. Gebreken waarmee de Drentsche Patrijs kan kampen zijn heupdysplasie epilepsie en oogproblemen zoals PRA en cataract.
De Drentsche patrijs hond is een robuuste hond, maar toch zijn er enkele rasspecifieke ziekten die, vooral in het verleden, voor problemen hebben gezorgd. De rasvereniging heeft rigoreuze maatregelen genomen om het bestand aan Drenten gezond te houden.Dankzij strenge foknormen is het aantal ziektegevallen ster teruggelopen.De volgend ziektes kunnen bij de Drent voorkomen:Heupdysplasie,Progressieve retina Attrofie en Epelepsie.
De Drentsche Patrijshond is een zachtmoedige hond maar is niet gemakkelijk op te voeden,en is zeker niet van nature gehoorzaam.Het is een hond waarbij je zeer consequent moet zijn. Hij is gevoelig voor harde woorden en behoeft zeker geen harde hand met opvoeden maar als je weer te lief voor hem bent neemt hij een loopje met je.Voor heel veel mensen is het moeilijk om een goeie balans te kunnen vinden om een drent op te voeden. De Drent is speels van aard en kan behoorlijk eigenwijs zijn. Het zachtaardige karakter van de Drent maakt hem tot een ideale gezinshond. Hij is lief voor kinderen en zal zelfs tegen hen in bescherming genomen moeten worden, omdat hij letterlijk over zich laat lopen. Zoals bij alle honden geldt ook voor de Drent dat het altijd belangrijk is om de omgang tussen kind en hond als ouder te coachen. Men moet het kind leren om respectvol met het dier om te gaan. Wanneer kind en hond elkaar kunnen vertrouwen, kunnen zijn enorm van elkaars aanwezigheid genieten en zullen zij echte maatjes worden die elkaar steeds opzoeken. In tegenstelling tot veel andere jachthonden is de Drent gericht op zijn baas. Dit maakt hem uitermate geschikt als gezel op verre wandeltochten. Zelfs in het bos zal hij contact met zijn baas blijven zoeken. De Drent is geen kennelhond. Hij heeft het gezelschap van zijn mensen nodig. Wanneer u hele dagen van huis bent, kunt u beter geen Drent aanschaffen. De kans is groot dat hij uit verveling dingen in huis kapot gaat knagen. Verder heeft de Drent behoorlijk wat beweging nodig. Hij moet de kans krijgen om los rond te rennen, de geurtjes buiten in zich op te nemen en zo zijn energie kwijt te kunnen. Als u hem hierin niet tekort doet, is hij in huis een heerlijke, rustige hond.
Drentsche Patrijshond, Vereniging De
Drentsche Patrijshond, Vereniging De
Bosweg 2
3651LV
Woerdense Verlaat
Telefoon: 0172-409437
Website: http://www.drentschepatrijshond.org
Drentsche Patrijshonden Club Nederland
De doelstellingen en het beleid van de Drentsche Patrijshonden Club Nederland is om te streven naar een gezonde rashond. Wij houden ons strak aan de richtlijnen van de Raad van Beheer.
3 juni 2015, is voor onze vereniging een feestelijke dag! Deze dag heeft de Drentsche Patrijshonden Club Nederland haar officiële erkenning gekregen van de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland!
Met trots kunnen we dan ook melden dat wij ons met ingang van 3 juni 2015 ‘erkende rasvereniging’ mogen noemen.
Mede dankzij de steun van onze leden, de vrijwilligers en het bestuur en kynologisch adviseur, mevrouw Janny Offereins is dit mogelijk geworden.
Door de erkenning kunnen we ons nog beter inzetten voor het behoud en de ontwikkeling van ons mooie ras!
Zuidlaarderweg 11a
9605 PV
Kiel Windeweer
Telefoon: 06 – 51 53 08
Website: http://www.dphcn.nl
De Drentsche Patrijshond staat op dit moment op de 72e plek van de meest populaire hondenrassen op de HondenPage
Gedrag
Niet alleen voldoet de Drentsche Patrijshond nog steeds uitstekend als jachthond, hij heft zich tevens ontwikkeld tot een prima gezinshond voor wat sportiever ingestelde mensen. Uiteraard is het een actieve hond die behoorlijk wat beweging nodig heeft in de vorm van lange wandelingen en lopen naast de fiets. Ook een fikse zwempartij gaat hij niet uit de weg. Een drukke hond is het echter niet en zenuwachtigheid hoort hem vooral vreemd te zijn. De Drent paart intelligentie aan een vrij zacht karakter en dat houdt in dat hij niet moeilijk te trainen is, mits men niet probeert hem met harde hand tot luisteren te bewegen. Dat is over het algemeen ook niet nodig want een afkeurend woord en een strenge blik is voor de meeste Drenten voldoende om tot inkeer te komen. Hij leert snel en is graag bereid met zijn baas te werken. Dat kan in de vorm van G&G, maar ook in de behendigheid voldoet hij goed. Daarnaast heeft apporteren zijn grote liefde. De Drentsche Patrijs is een erg aanhankelijk ras dat zich graag ophoudt in de buurt van 'zijn familie'. Hij verliest zijn baas liever niet uit het oog, wordt graag aangehaald en als de mogelijkheid zich voordoet zal hij stiekem proberen op schoot te kruipen. Als kennelhond is hij om die redenen niet echt geschikt. De Drent is een attente hond, behoorlijk waaks en slaat aan als hij denkt dat het nodig is. Over het algemeen is het een goed sociale viervoeter, die zich vriendelijk opstelt naar mensen en kinderen. Ook met honden en andere huisdieren kan hij meestal goed overweg.
De drent is een veelzijdig hondenras doordat de drent van oorsprong op de boerderij werkte en daar allerlei klussen kreeg toebedeeld. Hij hielp bij de jacht, speelde met kinderen en fungeerde bij tijd en wijle ook nog eens als waakhond. Van nature is de drent gehoorzaam, trouw en intelligent. Dit maakt hem een huisgenoot van bijzondere waarde, zoals staat beschreven in de rassstandaard.
De drent als huishonde drent is een hele lieve, aanhankelijke huishond die zich sterk verbonden voelt met zijn familie.De hond is zo aanhankelijk dat hij de neiging heeft de baas of de bazin in het hele huis achterna te lopen. Sommige mensen vinden dit minder prettig. Zijn zachte karakter en vrolijkheid maken de drent ook een prima kindervriend, alhoewel kinderen wel moeten leren om met een hond om te gaan.
De drent als erfhond:Hoewel de drent niet agresief is, zal hij wel het erf bewaken. Bezoekers worden blaffend bij de baas aangemeld. Dit vindt zijn oorsprong in de geschiedenis van het ras.Drentse boeren verkochten veel producten aan huis. Bezoekers moesten dus wel opgemerkt en bij de baas gemeld worden. De drentsche patrijshond begroette de klanten dan ook vriendelijk.
De drent als jachthonde drent is een allroud jachthond. Door zijn goede neus weet hij wild te vinden. Hij is zacht in de bek en zal het dus onbeschadigd naar de baas brengen. Met de jacht hebben de Drentse boeren hun karige inkomen aangevuld.Het is de combinatie van de bovenstaande eigenschappen die de drentsche patrijshond makt tot wie hij is.De werkeigenschappen kunnen niet los van elkaar gezien worden. Door de eeuwenlange ontwikkeling als werkhond heeft de hond een aangeboren wil om te gehoorzamen. Dit neemt niet weg dat een goede en consequente opvoeding van groot belang is. Door zijn karakter id de drentsche patrijshond ongeschikt voor een harde opvoeding. Wel dient de hond consequent opgevoed te worden.
Aanschaf:
De drentsche patrijs hond is een jachthond waarmee je absoluut iets moet gaan doen.
Heb je hier geen tijd voor dan kun je beter niet aan een drent beginnen.
Het liefst gebruik een drent zijn neus en in het bos of veld zal hij deze dan ook graag gebruiken.
Je kunt met je drent aan jachttraining gaan doen, deze zijn voor het werk na het schot, apporteren dus maar ook appel oefeningen komen aan bod.
Je kunt ook met je hond meedoen aan veldwedstrijden, dit is dus het werk voor het schot.
De hond moet in b.v een bietenveld de fazanten vinden en erop gaan voorstaan tot de voorjager bij hem is.
Je kunt met je drent natuurlijk ook aan gewone gehoorzaamheidstraining gaan doen maar omdat de drent een intelligente hond is en kunstjes snel door heeft kan hem dit al snel gaan vervelen.
Een drent is geen hond die genoegen neemt met alleen maar aanlijnwandelingen.
Doe je dit wel dan kan je er haast vanuit gaan dat hij in huis probleemgedrag gaat ontwikkelen.
Een drent moet minstens 1x per dag (maar liever nog 2x per dag) een uur of langer lekker los kunnen lopen zodat hij zowel lichamelijk als geestelijk zijn energie kwijt kan.
Om hem geestelijk bezig te houden kun je dan ook tijdens de loosloopwandeling met hem bezig zijn door b.v apporten voor hem te verstoppen in het bos.
Dit kun je natuurlijk ook in huis doen.
Een drentsche patrijs hond is een hond die een goeie conditie kan ontwikkelen, met hem gaan hardlopen of fietsen is dan ook geen probleem als hij 1 jaar is geweest.
De drentsche patrijs hond is een hond die enorm eigenwijs kan zijn,met de opvoeding zou je dus ook veel geduld moeten hebben.
Verder moet je over een grote dosis humor beschikken.
Geen fokkers informatie gevonden over de Drentsche Patrijshond.
Heb jij overige informatie het fokkken van een Drentsche Patrijshond pup. ? Dan kun je dat toevoegen als je je fokbeleid hebt laten keuren op de hondenpage.
Ben je op zoek naar een Hondenras ? Bezoekers van de hondenpage met een Drentsche Patrijshond hebben ook deze rassen
Hoogte: middelgroot
Kindvriendelijk:
Gehoorzaam:
Waaks:
Kan goed alleen zijn:
Heeft veel beweging nodig:
Is sociaal:
Als jij informatie over de Drentsche Patrijshond hebt die de kwaliteit van deze pagina verbetert dan kun je deze pagina aanpassen. Log wel eerst even in om dit te doen.
Zoek je iets op de HondenPage ? Vul dan hier jouw zoekwoorden in ?